Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Voorbijfietsen (to do) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of voorbijfietsen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
fiets voorbij
I do
fietst voorbij
you do
fietst voorbij
he/she/it does
fietsen voorbij
we do
fietsen voorbij
you all do
fietsen voorbij
they do
Present perfect tense
ben voorbijgefietst
I have done
bent voorbijgefietst
you have done
is voorbijgefietst
he/she/it has done
zijn voorbijgefietst
we have done
zijn voorbijgefietst
you all have done
zijn voorbijgefietst
they have done
Past tense
fietste voorbij
I did
fietste voorbij
you did
fietste voorbij
he/she/it did
fietsten voorbij
we did
fietsten voorbij
you all did
fietsten voorbij
they did
Future tense
zal voorbijfietsen
I will do
zult voorbijfietsen
you will do
zal voorbijfietsen
he/she/it will do
zullen voorbijfietsen
we will do
zullen voorbijfietsen
you all will do
zullen voorbijfietsen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou voorbijfietsen
I would do
zou voorbijfietsen
you would do
zou voorbijfietsen
he/she/it would do
zouden voorbijfietsen
we would do
zouden voorbijfietsen
you all would do
zouden voorbijfietsen
they would do
Subjunctive mood
fietse voorbij
I do
fietse voorbij
you do
fietse voorbij
he/she/it do
fietse voorbij
we do
fietse voorbij
you all do
fietse voorbij
they do
Past perfect tense
was voorbijgefietst
I had done
was voorbijgefietst
you had done
was voorbijgefietst
he/she/it had done
waren voorbijgefietst
we had done
waren voorbijgefietst
you all had done
waren voorbijgefietst
they had done
Future perf.
zal voorbijgefietst zijn
I will have done
zal voorbijgefietst zijn
you will have done
zal voorbijgefietst zijn
he/she/it will have done
zullen voorbijgefietst zijn
we will have done
zullen voorbijgefietst zijn
you all will have done
zullen voorbijgefietst zijn
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou voorbijgefietst zijn
I would have done
zou voorbijgefietst zijn
you would have done
zou voorbijgefietst zijn
he/she/it would have done
zouden voorbijgefietst zijn
we would have done
zouden voorbijgefietst zijn
you all would have done
zouden voorbijgefietst zijn
they would have done
Present bijzin tense
voorbijfiets
I do
voorbijfietst
you do
voorbijfietst
he/she/it does
voorbijfietsen
we do
voorbijfietsen
you all do
voorbijfietsen
they do
Past bijzin tense
voorbijfietste
I did
voorbijfietste
you did
voorbijfietste
he/she/it did
voorbijfietsten
we did
voorbijfietsten
you all did
voorbijfietsten
they did
Future bijzin tense
zal voorbijfietsen
I will do
zult voorbijfietsen
you will do
zal voorbijfietsen
he/she/it will do
zullen voorbijfietsen
we will do
zullen voorbijfietsen
you all will do
zullen voorbijfietsen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou voorbijfietsen
I would do
zou voorbijfietsen
you would do
zou voorbijfietsen
he/she/it would do
zouden voorbijfietsen
we would do
zouden voorbijfietsen
you all would do
zouden voorbijfietsen
they would do
Subjunctive bijzin mood
voorbijfietse
I do
voorbijfietse
you do
voorbijfietse
he/she/it do
voorbijfietse
we do
voorbijfietse
you all do
voorbijfietse
they do
Du
Ihr
Imperative mood
fiets voorbij
do
fietst voorbij
do

Examples of voorbijfietsen

Example in DutchTranslation in English
Kleine ventjes rijden op hun fiets voorbij die vieze drugzaakjes.There's little kids riding their bikes next to these dope deals going down.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

voorbijflitsen
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.