Etymology
Blog
Etymology Blog

Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Verschansen (to outwit) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
verschans
verschanst
verschanst
verschansen
verschansen
verschansen
Present perfect tense
heb verschanst
hebt verschanst
heeft verschanst
hebben verschanst
hebben verschanst
hebben verschanst
Past tense
verschanste
verschanste
verschanste
verschansten
verschansten
verschansten
Future tense
zal verschansen
zult verschansen
zal verschansen
zullen verschansen
zullen verschansen
zullen verschansen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou verschansen
zou verschansen
zou verschansen
zouden verschansen
zouden verschansen
zouden verschansen
Subjunctive mood
verschanse
verschanse
verschanse
verschanse
verschanse
verschanse
Past perfect tense
had verschanst
had verschanst
had verschanst
hadden verschanst
hadden verschanst
hadden verschanst
Future perf.
zal verschanst hebben
zal verschanst hebben
zal verschanst hebben
zullen verschanst hebben
zullen verschanst hebben
zullen verschanst hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou verschanst hebben
zou verschanst hebben
zou verschanst hebben
zouden verschanst hebben
zouden verschanst hebben
zouden verschanst hebben
Du
Ihr
Imperative mood
verschans
verschanst

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

verschaffen
provide
verschalken
outwit
verspaansen
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

verhapstukken
digest
verloden
do
vernederlandsen
do
verpoppen
pupate
verrichten
perform
verrijken
enrich
verruwen
roughen
verschalken
outwit
verscharen
do
versjacheren
peddle

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'outwit':

None found.