Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Verblozen (to do) conjugation

Dutch
2 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
verbloos
verbloost
verbloost
verblozen
verblozen
verblozen
Present perfect tense
heb verbloosd
hebt verbloosd
heeft verbloosd
hebben verbloosd
hebben verbloosd
hebben verbloosd
Past tense
verbloosde
verbloosde
verbloosde
verbloosden
verbloosden
verbloosden
Future tense
zal verblozen
zult verblozen
zal verblozen
zullen verblozen
zullen verblozen
zullen verblozen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou verblozen
zou verblozen
zou verblozen
zouden verblozen
zouden verblozen
zouden verblozen
Subjunctive mood
verbloze
verbloze
verbloze
verbloze
verbloze
verbloze
Past perfect tense
had verbloosd
had verbloosd
had verbloosd
hadden verbloosd
hadden verbloosd
hadden verbloosd
Future perf.
zal verbloosd hebben
zal verbloosd hebben
zal verbloosd hebben
zullen verbloosd hebben
zullen verbloosd hebben
zullen verbloosd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou verbloosd hebben
zou verbloosd hebben
zou verbloosd hebben
zouden verbloosd hebben
zouden verbloosd hebben
zouden verbloosd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
verbloos
verbloost

Examples of verblozen

Example in DutchTranslation in English
Hij verblikte of verbloosde niet.He didn't blink.
Je hebt haar kast vernield en ze verblikte of verbloosde niet.You trashed her closet yet she didn't bat an eyelid.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

verbleken
pale

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

uitzieken
do
vegeteren
vegetate
veraccijnzen
excise
verbeesten
do
verbloemen
gloss over
verbluffen
baffle
verdelgen
exterminate
verdenken
suspect
verderven
destroy
verdobbelen
gamble away

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.