Vaccineren (to vaccinate) conjugation

Dutch
11 examples

Conjugation of vaccineren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
vaccineer
I vaccinate
vaccineert
you vaccinate
vaccineert
he/she/it vaccinates
vaccineren
we vaccinate
vaccineren
you all vaccinate
vaccineren
they vaccinate
Present perfect tense
heb gevaccineerd
I have vaccinated
hebt gevaccineerd
you have vaccinated
heeft gevaccineerd
he/she/it has vaccinated
hebben gevaccineerd
we have vaccinated
hebben gevaccineerd
you all have vaccinated
hebben gevaccineerd
they have vaccinated
Past tense
vaccineerde
I vaccinated
vaccineerde
you vaccinated
vaccineerde
he/she/it vaccinated
vaccineerden
we vaccinated
vaccineerden
you all vaccinated
vaccineerden
they vaccinated
Future tense
zal vaccineren
I will vaccinate
zult vaccineren
you will vaccinate
zal vaccineren
he/she/it will vaccinate
zullen vaccineren
we will vaccinate
zullen vaccineren
you all will vaccinate
zullen vaccineren
they will vaccinate
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou vaccineren
I would vaccinate
zou vaccineren
you would vaccinate
zou vaccineren
he/she/it would vaccinate
zouden vaccineren
we would vaccinate
zouden vaccineren
you all would vaccinate
zouden vaccineren
they would vaccinate
Subjunctive mood
vaccinere
I vaccinate
vaccinere
you vaccinate
vaccinere
he/she/it vaccinate
vaccinere
we vaccinate
vaccinere
you all vaccinate
vaccinere
they vaccinate
Past perfect tense
had gevaccineerd
I had vaccinated
had gevaccineerd
you had vaccinated
had gevaccineerd
he/she/it had vaccinated
hadden gevaccineerd
we had vaccinated
hadden gevaccineerd
you all had vaccinated
hadden gevaccineerd
they had vaccinated
Future perf.
zal gevaccineerd hebben
I will have vaccinated
zal gevaccineerd hebben
you will have vaccinated
zal gevaccineerd hebben
he/she/it will have vaccinated
zullen gevaccineerd hebben
we will have vaccinated
zullen gevaccineerd hebben
you all will have vaccinated
zullen gevaccineerd hebben
they will have vaccinated
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gevaccineerd hebben
I would have vaccinated
zou gevaccineerd hebben
you would have vaccinated
zou gevaccineerd hebben
he/she/it would have vaccinated
zouden gevaccineerd hebben
we would have vaccinated
zouden gevaccineerd hebben
you all would have vaccinated
zouden gevaccineerd hebben
they would have vaccinated
Du
Ihr
Imperative mood
vaccineer
vaccinate
vaccineert
vaccinate

Examples of vaccineren

Example in DutchTranslation in English
- Die over vaccineren.The one about getting vaccinated.
- Nee, bedankt. We willen er twee keer zo veel laten vaccineren wat al kan voor minder dan vijf kronen per dag.We'd like to take in twice as many and vaccinate them which could be done all for less than five kroner a day.
- Niet als 't zich kan vaccineren.- Not if it can learn the program and vaccinate itself.
De enige reden dat je het doet, is om te vaccineren tegen wat? Wie verdomme gebruikt de builenpest om een vaccin te leveren?And the only reason you do that is to vaccinate them against what?
Dokter, heeft Monica Stewart naar uw mening de publieke gezondheid geriskeerd door haar kind niet te laten vaccineren?Doctor, in your opinion, did Monica Stewart risk the public's health by not having her child vaccinated?
Isoleer, en zorg voor bloedafname om te kijken of er antistoffen voor de pokken zijn... en vaccineer de hele familie.Isolate, get baseline blood draws for smallpox antibodies and vaccinate the entire family.
- Als je gevaccineerd bent.If you're vaccinated.
- Dus je hebt pas een onderzoek gehad... waarbij je gevaccineerd bent.So you recently had your physical, where you were vaccinated.
- Ze zijn beiden gevaccineerd tegen hepatitis B.What do we have? They were both vaccinated for hepatitis B.
Alle spelers moeten gevaccineerd zijn... tegen cholera, syphilis en exceem, voordat het spel begint.A reminder. All players must be vaccinated for cholera, syphilis and shingles before play begins.
Als hij militair was, werd hij heel zeker recent nog voor de pokken gevaccineerd. Dus hoe kreeg hij het?If he was military, he was probably vaccinated for smallpox recently, so how'd he end up like this?

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

revaccineren
rattle

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'vaccinate':

None found.
Learning languages?