Uitzuipen (to do) conjugation

Dutch

Conjugation of uitzuipen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
zuip uit
I do
zuipt uit
you do
zuipt uit
he/she/it does
zuipen uit
we do
zuipen uit
you all do
zuipen uit
they do
Present perfect tense
heb uitgezopen
I have done
hebt uitgezopen
you have done
heeft uitgezopen
he/she/it has done
hebben uitgezopen
we have done
hebben uitgezopen
you all have done
hebben uitgezopen
they have done
Past tense
zoop uit
I did
zoop uit
you did
zoop uit
he/she/it did
zopen uit
we did
zopen uit
you all did
zopen uit
they did
Future tense
zal uitzuipen
I will do
zult uitzuipen
you will do
zal uitzuipen
he/she/it will do
zullen uitzuipen
we will do
zullen uitzuipen
you all will do
zullen uitzuipen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitzuipen
I would do
zou uitzuipen
you would do
zou uitzuipen
he/she/it would do
zouden uitzuipen
we would do
zouden uitzuipen
you all would do
zouden uitzuipen
they would do
Subjunctive mood
zuipe uit
I do
zuipe uit
you do
zuipe uit
he/she/it do
zuipe uit
we do
zuipe uit
you all do
zuipe uit
they do
Past perfect tense
had uitgezopen
I had done
had uitgezopen
you had done
had uitgezopen
he/she/it had done
hadden uitgezopen
we had done
hadden uitgezopen
you all had done
hadden uitgezopen
they had done
Future perf.
zal uitgezopen hebben
I will have done
zal uitgezopen hebben
you will have done
zal uitgezopen hebben
he/she/it will have done
zullen uitgezopen hebben
we will have done
zullen uitgezopen hebben
you all will have done
zullen uitgezopen hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgezopen hebben
I would have done
zou uitgezopen hebben
you would have done
zou uitgezopen hebben
he/she/it would have done
zouden uitgezopen hebben
we would have done
zouden uitgezopen hebben
you all would have done
zouden uitgezopen hebben
they would have done
Present bijzin tense
uitzuip
I do
uitzuipt
you do
uitzuipt
he/she/it does
uitzuipen
we do
uitzuipen
you all do
uitzuipen
they do
Past bijzin tense
uitzoop
I did
uitzoop
you did
uitzoop
he/she/it did
uitzopen
we did
uitzopen
you all did
uitzopen
they did
Future bijzin tense
zal uitzuipen
I will do
zult uitzuipen
you will do
zal uitzuipen
he/she/it will do
zullen uitzuipen
we will do
zullen uitzuipen
you all will do
zullen uitzuipen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitzuipen
I would do
zou uitzuipen
you would do
zou uitzuipen
he/she/it would do
zouden uitzuipen
we would do
zouden uitzuipen
you all would do
zouden uitzuipen
they would do
Subjunctive bijzin mood
uitzuipe
I do
uitzuipe
you do
uitzuipe
he/she/it do
uitzuipe
we do
uitzuipe
you all do
uitzuipe
they do
Du
Ihr
Imperative mood
zuip uit
do
zuipt uit
do

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

uitzuigen
suck out

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?