Uitlassen (to do) conjugation

Dutch

Conjugation of uitlassen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
las uit
I do
last uit
you do
last uit
he/she/it does
lassen uit
we do
lassen uit
you all do
lassen uit
they do
Present perfect tense
heb uitgelast
I have done
hebt uitgelast
you have done
heeft uitgelast
he/she/it has done
hebben uitgelast
we have done
hebben uitgelast
you all have done
hebben uitgelast
they have done
Past tense
laste uit
I did
laste uit
you did
laste uit
he/she/it did
lasten uit
we did
lasten uit
you all did
lasten uit
they did
Future tense
zal uitlassen
I will do
zult uitlassen
you will do
zal uitlassen
he/she/it will do
zullen uitlassen
we will do
zullen uitlassen
you all will do
zullen uitlassen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitlassen
I would do
zou uitlassen
you would do
zou uitlassen
he/she/it would do
zouden uitlassen
we would do
zouden uitlassen
you all would do
zouden uitlassen
they would do
Subjunctive mood
lasse uit
I do
lasse uit
you do
lasse uit
he/she/it do
lasse uit
we do
lasse uit
you all do
lasse uit
they do
Past perfect tense
had uitgelast
I had done
had uitgelast
you had done
had uitgelast
he/she/it had done
hadden uitgelast
we had done
hadden uitgelast
you all had done
hadden uitgelast
they had done
Future perf.
zal uitgelast hebben
I will have done
zal uitgelast hebben
you will have done
zal uitgelast hebben
he/she/it will have done
zullen uitgelast hebben
we will have done
zullen uitgelast hebben
you all will have done
zullen uitgelast hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgelast hebben
I would have done
zou uitgelast hebben
you would have done
zou uitgelast hebben
he/she/it would have done
zouden uitgelast hebben
we would have done
zouden uitgelast hebben
you all would have done
zouden uitgelast hebben
they would have done
Present bijzin tense
uitlas
I do
uitlast
you do
uitlast
he/she/it does
uitlassen
we do
uitlassen
you all do
uitlassen
they do
Past bijzin tense
uitlaste
I did
uitlaste
you did
uitlaste
he/she/it did
uitlasten
we did
uitlasten
you all did
uitlasten
they did
Future bijzin tense
zal uitlassen
I will do
zult uitlassen
you will do
zal uitlassen
he/she/it will do
zullen uitlassen
we will do
zullen uitlassen
you all will do
zullen uitlassen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitlassen
I would do
zou uitlassen
you would do
zou uitlassen
he/she/it would do
zouden uitlassen
we would do
zouden uitlassen
you all would do
zouden uitlassen
they would do
Subjunctive bijzin mood
uitlasse
I do
uitlasse
you do
uitlasse
he/she/it do
uitlasse
we do
uitlasse
you all do
uitlasse
they do
Du
Ihr
Imperative mood
las uit
do
last uit
do

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

uitdossen
dress up
uitlachen
clean out
uitlangen
do
uitvissen
ferret out
uitwissen
delete

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

uitdweilen
do
uiteenspatten
burst
uitfloepen
do
uithuwelijken
marry
uitjouwen
hoot
uitkristalliseren
crystallize
uitlangen
do
uitlaten
do
uitloven
promise
uitmoorden
massacre

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?