Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Uitkuisen (to clean out) conjugation

Dutch
2 examples

Conjugation of uitkuisen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
kuis uit
I clean out
kuist uit
you clean out
kuist uit
he/she/it cleans out
kuisen uit
we clean out
kuisen uit
you all clean out
kuisen uit
they clean out
Present perfect tense
heb uitgekuist
I have cleaned out
hebt uitgekuist
you have cleaned out
heeft uitgekuist
he/she/it has cleaned out
hebben uitgekuist
we have cleaned out
hebben uitgekuist
you all have cleaned out
hebben uitgekuist
they have cleaned out
Past tense
kuiste uit
I cleaned out
kuiste uit
you cleaned out
kuiste uit
he/she/it cleaned out
kuisten uit
we cleaned out
kuisten uit
you all cleaned out
kuisten uit
they cleaned out
Future tense
zal uitkuisen
I will clean out
zult uitkuisen
you will clean out
zal uitkuisen
he/she/it will clean out
zullen uitkuisen
we will clean out
zullen uitkuisen
you all will clean out
zullen uitkuisen
they will clean out
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitkuisen
I would clean out
zou uitkuisen
you would clean out
zou uitkuisen
he/she/it would clean out
zouden uitkuisen
we would clean out
zouden uitkuisen
you all would clean out
zouden uitkuisen
they would clean out
Subjunctive mood
kuise uit
I clean out
kuise uit
you clean out
kuise uit
he/she/it clean out
kuise uit
we clean out
kuise uit
you all clean out
kuise uit
they clean out
Past perfect tense
had uitgekuist
I had cleaned out
had uitgekuist
you had cleaned out
had uitgekuist
he/she/it had cleaned out
hadden uitgekuist
we had cleaned out
hadden uitgekuist
you all had cleaned out
hadden uitgekuist
they had cleaned out
Future perf.
zal uitgekuist hebben
I will have cleaned out
zal uitgekuist hebben
you will have cleaned out
zal uitgekuist hebben
he/she/it will have cleaned out
zullen uitgekuist hebben
we will have cleaned out
zullen uitgekuist hebben
you all will have cleaned out
zullen uitgekuist hebben
they will have cleaned out
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgekuist hebben
I would have cleaned out
zou uitgekuist hebben
you would have cleaned out
zou uitgekuist hebben
he/she/it would have cleaned out
zouden uitgekuist hebben
we would have cleaned out
zouden uitgekuist hebben
you all would have cleaned out
zouden uitgekuist hebben
they would have cleaned out
Present bijzin tense
uitkuis
I clean out
uitkuist
you clean out
uitkuist
he/she/it cleans out
uitkuisen
we clean out
uitkuisen
you all clean out
uitkuisen
they clean out
Past bijzin tense
uitkuiste
I cleaned out
uitkuiste
you cleaned out
uitkuiste
he/she/it cleaned out
uitkuisten
we cleaned out
uitkuisten
you all cleaned out
uitkuisten
they cleaned out
Future bijzin tense
zal uitkuisen
I will clean out
zult uitkuisen
you will clean out
zal uitkuisen
he/she/it will clean out
zullen uitkuisen
we will clean out
zullen uitkuisen
you all will clean out
zullen uitkuisen
they will clean out
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitkuisen
I would clean out
zou uitkuisen
you would clean out
zou uitkuisen
he/she/it would clean out
zouden uitkuisen
we would clean out
zouden uitkuisen
you all would clean out
zouden uitkuisen
they would clean out
Subjunctive bijzin mood
uitkuise
I clean out
uitkuise
you clean out
uitkuise
he/she/it clean out
uitkuise
we clean out
uitkuise
you all clean out
uitkuise
they clean out
Du
Ihr
Imperative mood
kuis uit
clean out
kuist uit
clean out

Examples of uitkuisen

Example in DutchTranslation in English
Laat me jouw oren uitkuisen.Let me clean out your ears.
We hebben machines die riolen uitkuisen en mensen daar van verlost.We have machines that clean out sewers and frees human being doing that.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

uitkotsen
puke

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

uitkiezen
choose
uitklinken
decay
uitknijpen
do
uitkopen
boil
uitkrijsen
scream and shout
uitkristalliseren
crystallize
uitlachen
clean out
uitlogen
leach
uitnoden
do
uitpalmen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'clean out':

None found.