Uitfluiten (to hiss) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of uitfluiten

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
fluit uit
I hiss
fluit uit
you hiss
fluit uit
he/she/it hisses
fluiten uit
we hiss
fluiten uit
you all hiss
fluiten uit
they hiss
Present perfect tense
heb uitgefloten
I have hissed
hebt uitgefloten
you have hissed
heeft uitgefloten
he/she/it has hissed
hebben uitgefloten
we have hissed
hebben uitgefloten
you all have hissed
hebben uitgefloten
they have hissed
Past tense
floot uit
I hissed
floot uit
you hissed
floot uit
he/she/it hissed
floten uit
we hissed
floten uit
you all hissed
floten uit
they hissed
Future tense
zal uitfluiten
I will hiss
zult uitfluiten
you will hiss
zal uitfluiten
he/she/it will hiss
zullen uitfluiten
we will hiss
zullen uitfluiten
you all will hiss
zullen uitfluiten
they will hiss
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitfluiten
I would hiss
zou uitfluiten
you would hiss
zou uitfluiten
he/she/it would hiss
zouden uitfluiten
we would hiss
zouden uitfluiten
you all would hiss
zouden uitfluiten
they would hiss
Subjunctive mood
fluite uit
I hiss
fluite uit
you hiss
fluite uit
he/she/it hiss
fluite uit
we hiss
fluite uit
you all hiss
fluite uit
they hiss
Past perfect tense
had uitgefloten
I had hissed
had uitgefloten
you had hissed
had uitgefloten
he/she/it had hissed
hadden uitgefloten
we had hissed
hadden uitgefloten
you all had hissed
hadden uitgefloten
they had hissed
Future perf.
zal uitgefloten hebben
I will have hissed
zal uitgefloten hebben
you will have hissed
zal uitgefloten hebben
he/she/it will have hissed
zullen uitgefloten hebben
we will have hissed
zullen uitgefloten hebben
you all will have hissed
zullen uitgefloten hebben
they will have hissed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgefloten hebben
I would have hissed
zou uitgefloten hebben
you would have hissed
zou uitgefloten hebben
he/she/it would have hissed
zouden uitgefloten hebben
we would have hissed
zouden uitgefloten hebben
you all would have hissed
zouden uitgefloten hebben
they would have hissed
Present bijzin tense
uitfluit
I hiss
uitfluit
you hiss
uitfluit
he/she/it hisses
uitfluiten
we hiss
uitfluiten
you all hiss
uitfluiten
they hiss
Past bijzin tense
uitfloot
I hissed
uitfloot
you hissed
uitfloot
he/she/it hissed
uitfloten
we hissed
uitfloten
you all hissed
uitfloten
they hissed
Future bijzin tense
zal uitfluiten
I will hiss
zult uitfluiten
you will hiss
zal uitfluiten
he/she/it will hiss
zullen uitfluiten
we will hiss
zullen uitfluiten
you all will hiss
zullen uitfluiten
they will hiss
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitfluiten
I would hiss
zou uitfluiten
you would hiss
zou uitfluiten
he/she/it would hiss
zouden uitfluiten
we would hiss
zouden uitfluiten
you all would hiss
zouden uitfluiten
they would hiss
Subjunctive bijzin mood
uitfluite
I hiss
uitfluite
you hiss
uitfluite
he/she/it hiss
uitfluite
we hiss
uitfluite
you all hiss
uitfluite
they hiss
Du
Ihr
Imperative mood
fluit uit
hiss
fluit uit
hiss

Examples of uitfluiten

Example in DutchTranslation in English
Waarom? Ze zouden hem moeten uitfluiten!They should be hissing!

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

uitsluiten
exclude
uitsnuiten
do
uitspuiten
squirt

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'hiss':

None found.
Learning languages?