Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Trompetten (to trumpet) conjugation

Dutch
10 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
trompet
trompet
trompet
trompetten
trompetten
trompetten
Present perfect tense
heb getrompet
hebt getrompet
heeft getrompet
hebben getrompet
hebben getrompet
hebben getrompet
Past tense
trompette
trompette
trompette
trompetten
trompetten
trompetten
Future tense
zal trompetten
zult trompetten
zal trompetten
zullen trompetten
zullen trompetten
zullen trompetten
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou trompetten
zou trompetten
zou trompetten
zouden trompetten
zouden trompetten
zouden trompetten
Subjunctive mood
trompette
trompette
trompette
trompette
trompette
trompette
Past perfect tense
had getrompet
had getrompet
had getrompet
hadden getrompet
hadden getrompet
hadden getrompet
Future perf.
zal getrompet hebben
zal getrompet hebben
zal getrompet hebben
zullen getrompet hebben
zullen getrompet hebben
zullen getrompet hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou getrompet hebben
zou getrompet hebben
zou getrompet hebben
zouden getrompet hebben
zouden getrompet hebben
zouden getrompet hebben
Du
Ihr
Imperative mood
trompet
trompet

Examples of trompetten

Example in DutchTranslation in English
'De trompetten der stilte schepen van vrede laten me slapen.The trumpets of silence. Ships of peace make me sleep. The cradle swings when the morning comes.
- Ik zal de trompetten luiden waarschuw de poortwachter, laat de federale overheid uw gokjes betalen.- I'll sound the trumpets alert the gatekeeper, get the federal government to attach your wages.
- Laat de trompetten schallen.- Let the trumpets sound!
-Laat de trompetten schallen.Sound the trumpets.
Alle trompetten schallen door de lucht.And all the trumpets of Paris are sounding reveille.
"Mark leerde trompet spelen."Ooh, Mark's learned to play the trumpet.
'De derde engel blies de trompet 'en een ster viel uit de hemel, brandend als een toorts.'"The third angel blew his trumpet 'And a star fell from the sky, burning like a torch. "
'Pa, waarom mag je hier niet de trompet spelen'? En ik zei: 'Dylan, het betekent dat je hier niet met de toeter van de auto mag toeteren'.And so he sees a road sign with a trumpet exed out on it
'Toen de eerste op de trompet blies, kwam er hagel, vuur met bloed. '"When the first one blew his trumpet, "there came hail and fire mixed with blood."
't Geween van de trompet.All the weeping of the trumpet...

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

aftrompetten
do
trompetteren
trumpet

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'trumpet':

None found.