Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Tonsureren (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
tonsureer
tonsureert
tonsureert
tonsureren
tonsureren
tonsureren
Present perfect tense
heb getonsureerd
hebt getonsureerd
heeft getonsureerd
hebben getonsureerd
hebben getonsureerd
hebben getonsureerd
Past tense
tonsureerde
tonsureerde
tonsureerde
tonsureerden
tonsureerden
tonsureerden
Future tense
zal tonsureren
zult tonsureren
zal tonsureren
zullen tonsureren
zullen tonsureren
zullen tonsureren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou tonsureren
zou tonsureren
zou tonsureren
zouden tonsureren
zouden tonsureren
zouden tonsureren
Subjunctive mood
tonsurere
tonsurere
tonsurere
tonsurere
tonsurere
tonsurere
Past perfect tense
had getonsureerd
had getonsureerd
had getonsureerd
hadden getonsureerd
hadden getonsureerd
hadden getonsureerd
Future perf.
zal getonsureerd hebben
zal getonsureerd hebben
zal getonsureerd hebben
zullen getonsureerd hebben
zullen getonsureerd hebben
zullen getonsureerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou getonsureerd hebben
zou getonsureerd hebben
zou getonsureerd hebben
zouden getonsureerd hebben
zouden getonsureerd hebben
zouden getonsureerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
tonsureer
tonsureert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

censureren
censor

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

toestemmen
accede
toevertrouwen
entrust
toevoegen
add
tollen
twirl
tomen
bridle
tonnen
do
tooien
decorate
torsen
do
trammen
tram
transfigureren
transfigure

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.