Toesmakken (to do) conjugation

Dutch

Conjugation of toesmakken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
smak toe
I do
smakt toe
you do
smakt toe
he/she/it does
smakken toe
we do
smakken toe
you all do
smakken toe
they do
Present perfect tense
heb toegesmakt
I have done
hebt toegesmakt
you have done
heeft toegesmakt
he/she/it has done
hebben toegesmakt
we have done
hebben toegesmakt
you all have done
hebben toegesmakt
they have done
Past tense
smakte toe
I did
smakte toe
you did
smakte toe
he/she/it did
smakten toe
we did
smakten toe
you all did
smakten toe
they did
Future tense
zal toesmakken
I will do
zult toesmakken
you will do
zal toesmakken
he/she/it will do
zullen toesmakken
we will do
zullen toesmakken
you all will do
zullen toesmakken
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou toesmakken
I would do
zou toesmakken
you would do
zou toesmakken
he/she/it would do
zouden toesmakken
we would do
zouden toesmakken
you all would do
zouden toesmakken
they would do
Subjunctive mood
smakke toe
I do
smakke toe
you do
smakke toe
he/she/it do
smakke toe
we do
smakke toe
you all do
smakke toe
they do
Past perfect tense
had toegesmakt
I had done
had toegesmakt
you had done
had toegesmakt
he/she/it had done
hadden toegesmakt
we had done
hadden toegesmakt
you all had done
hadden toegesmakt
they had done
Future perf.
zal toegesmakt hebben
I will have done
zal toegesmakt hebben
you will have done
zal toegesmakt hebben
he/she/it will have done
zullen toegesmakt hebben
we will have done
zullen toegesmakt hebben
you all will have done
zullen toegesmakt hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou toegesmakt hebben
I would have done
zou toegesmakt hebben
you would have done
zou toegesmakt hebben
he/she/it would have done
zouden toegesmakt hebben
we would have done
zouden toegesmakt hebben
you all would have done
zouden toegesmakt hebben
they would have done
Present bijzin tense
toesmak
I do
toesmakt
you do
toesmakt
he/she/it does
toesmakken
we do
toesmakken
you all do
toesmakken
they do
Past bijzin tense
toesmakte
I did
toesmakte
you did
toesmakte
he/she/it did
toesmakten
we did
toesmakten
you all did
toesmakten
they did
Future bijzin tense
zal toesmakken
I will do
zult toesmakken
you will do
zal toesmakken
he/she/it will do
zullen toesmakken
we will do
zullen toesmakken
you all will do
zullen toesmakken
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou toesmakken
I would do
zou toesmakken
you would do
zou toesmakken
he/she/it would do
zouden toesmakken
we would do
zouden toesmakken
you all would do
zouden toesmakken
they would do
Subjunctive bijzin mood
toesmakke
I do
toesmakke
you do
toesmakke
he/she/it do
toesmakke
we do
toesmakke
you all do
toesmakke
they do
Du
Ihr
Imperative mood
smak to
do
smakt t
do

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

toeplakken
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

toegooien
throw down
toeleven
do
toemetsen
do
toereiken
suffice
toeschouwen
watch
toesluiten
shut
toesmijten
do
toetsen
test
toevoeren
add
toevriezen
catch

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?