Toerekenen (to suffice) conjugation

Dutch

Conjugation of toerekenen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
reken toe
I suffice
rekent toe
you suffice
rekent toe
he/she/it suffices
rekenen toe
we suffice
rekenen toe
you all suffice
rekenen toe
they suffice
Present perfect tense
heb toegerekend
I have sufficed
hebt toegerekend
you have sufficed
heeft toegerekend
he/she/it has sufficed
hebben toegerekend
we have sufficed
hebben toegerekend
you all have sufficed
hebben toegerekend
they have sufficed
Past tense
rekende toe
I sufficed
rekende toe
you sufficed
rekende toe
he/she/it sufficed
rekenden toe
we sufficed
rekenden toe
you all sufficed
rekenden toe
they sufficed
Future tense
zal toerekenen
I will suffice
zult toerekenen
you will suffice
zal toerekenen
he/she/it will suffice
zullen toerekenen
we will suffice
zullen toerekenen
you all will suffice
zullen toerekenen
they will suffice
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou toerekenen
I would suffice
zou toerekenen
you would suffice
zou toerekenen
he/she/it would suffice
zouden toerekenen
we would suffice
zouden toerekenen
you all would suffice
zouden toerekenen
they would suffice
Subjunctive mood
rekene toe
I suffice
rekene toe
you suffice
rekene toe
he/she/it suffice
rekene toe
we suffice
rekene toe
you all suffice
rekene toe
they suffice
Past perfect tense
had toegerekend
I had sufficed
had toegerekend
you had sufficed
had toegerekend
he/she/it had sufficed
hadden toegerekend
we had sufficed
hadden toegerekend
you all had sufficed
hadden toegerekend
they had sufficed
Future perf.
zal toegerekend hebben
I will have sufficed
zal toegerekend hebben
you will have sufficed
zal toegerekend hebben
he/she/it will have sufficed
zullen toegerekend hebben
we will have sufficed
zullen toegerekend hebben
you all will have sufficed
zullen toegerekend hebben
they will have sufficed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou toegerekend hebben
I would have sufficed
zou toegerekend hebben
you would have sufficed
zou toegerekend hebben
he/she/it would have sufficed
zouden toegerekend hebben
we would have sufficed
zouden toegerekend hebben
you all would have sufficed
zouden toegerekend hebben
they would have sufficed
Present bijzin tense
toereken
I suffice
toerekent
you suffice
toerekent
he/she/it suffices
toerekenen
we suffice
toerekenen
you all suffice
toerekenen
they suffice
Past bijzin tense
toerekende
I sufficed
toerekende
you sufficed
toerekende
he/she/it sufficed
toerekenden
we sufficed
toerekenden
you all sufficed
toerekenden
they sufficed
Future bijzin tense
zal toerekenen
I will suffice
zult toerekenen
you will suffice
zal toerekenen
he/she/it will suffice
zullen toerekenen
we will suffice
zullen toerekenen
you all will suffice
zullen toerekenen
they will suffice
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou toerekenen
I would suffice
zou toerekenen
you would suffice
zou toerekenen
he/she/it would suffice
zouden toerekenen
we would suffice
zouden toerekenen
you all would suffice
zouden toerekenen
they would suffice
Subjunctive bijzin mood
toerekene
I suffice
toerekene
you suffice
toerekene
he/she/it suffice
toerekene
we suffice
toerekene
you all suffice
toerekene
they suffice
Du
Ihr
Imperative mood
reken to
suffice
rekent t
suffice

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

meerekenen
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'suffice':

None found.
Learning languages?