Termineren (to provoke) conjugation

Dutch

Conjugation of termineren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
termineer
I provoke
termineert
you provoke
termineert
he/she/it provokes
termineren
we provoke
termineren
you all provoke
termineren
they provoke
Present perfect tense
heb getermineerd
I have provoked
hebt getermineerd
you have provoked
heeft getermineerd
he/she/it has provoked
hebben getermineerd
we have provoked
hebben getermineerd
you all have provoked
hebben getermineerd
they have provoked
Past tense
termineerde
I provoked
termineerde
you provoked
termineerde
he/she/it provoked
termineerden
we provoked
termineerden
you all provoked
termineerden
they provoked
Future tense
zal termineren
I will provoke
zult termineren
you will provoke
zal termineren
he/she/it will provoke
zullen termineren
we will provoke
zullen termineren
you all will provoke
zullen termineren
they will provoke
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou termineren
I would provoke
zou termineren
you would provoke
zou termineren
he/she/it would provoke
zouden termineren
we would provoke
zouden termineren
you all would provoke
zouden termineren
they would provoke
Subjunctive mood
terminere
I provoke
terminere
you provoke
terminere
he/she/it provoke
terminere
we provoke
terminere
you all provoke
terminere
they provoke
Past perfect tense
had getermineerd
I had provoked
had getermineerd
you had provoked
had getermineerd
he/she/it had provoked
hadden getermineerd
we had provoked
hadden getermineerd
you all had provoked
hadden getermineerd
they had provoked
Future perf.
zal getermineerd hebben
I will have provoked
zal getermineerd hebben
you will have provoked
zal getermineerd hebben
he/she/it will have provoked
zullen getermineerd hebben
we will have provoked
zullen getermineerd hebben
you all will have provoked
zullen getermineerd hebben
they will have provoked
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou getermineerd hebben
I would have provoked
zou getermineerd hebben
you would have provoked
zou getermineerd hebben
he/she/it would have provoked
zouden getermineerd hebben
we would have provoked
zouden getermineerd hebben
you all would have provoked
zouden getermineerd hebben
they would have provoked
Du
Ihr
Imperative mood
termineer
provoke
termineert
provoke

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

determineren
determine

Random

tenietgaan
dwindle
tennissen
tennis
terechtstellen
execute
terechtwijzen
discipline
teren
tar
tergen
provoke
terneerdrukken
depress
terrasseren
do
terugbetalen
repay
terugkaatsen
rebound

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'provoke':

None found.
Learning languages?