Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

tegenwerpen

to object

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of tegenwerpen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
werp tegen
I object
werpt tegen
you object
werpt tegen
he/she/it objects
werpen tegen
we object
werpen tegen
you all object
werpen tegen
they object
Present perfect tense
heb tegengeworpen
I have objected
hebt tegengeworpen
you have objected
heeft tegengeworpen
he/she/it has objected
hebben tegengeworpen
we have objected
hebben tegengeworpen
you all have objected
hebben tegengeworpen
they have objected
Past tense
wierp tegen
I objected
wierp tegen
you objected
wierp tegen
he/she/it objected
wierpen tegen
we objected
wierpen tegen
you all objected
wierpen tegen
they objected
Future tense
zal tegenwerpen
I will object
zult tegenwerpen
you will object
zal tegenwerpen
he/she/it will object
zullen tegenwerpen
we will object
zullen tegenwerpen
you all will object
zullen tegenwerpen
they will object
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou tegenwerpen
I would object
zou tegenwerpen
you would object
zou tegenwerpen
he/she/it would object
zouden tegenwerpen
we would object
zouden tegenwerpen
you all would object
zouden tegenwerpen
they would object
Subjunctive mood
werpe tegen
I object
werpe tegen
you object
werpe tegen
he/she/it object
werpe tegen
we object
werpe tegen
you all object
werpe tegen
they object
Past perfect tense
had tegengeworpen
I had objected
had tegengeworpen
you had objected
had tegengeworpen
he/she/it had objected
hadden tegengeworpen
we had objected
hadden tegengeworpen
you all had objected
hadden tegengeworpen
they had objected
Future perf.
zal tegengeworpen hebben
I will have objected
zal tegengeworpen hebben
you will have objected
zal tegengeworpen hebben
he/she/it will have objected
zullen tegengeworpen hebben
we will have objected
zullen tegengeworpen hebben
you all will have objected
zullen tegengeworpen hebben
they will have objected
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou tegengeworpen hebben
I would have objected
zou tegengeworpen hebben
you would have objected
zou tegengeworpen hebben
he/she/it would have objected
zouden tegengeworpen hebben
we would have objected
zouden tegengeworpen hebben
you all would have objected
zouden tegengeworpen hebben
they would have objected
Present bijzin tense
tegenwerp
I object
tegenwerpt
you object
tegenwerpt
he/she/it objects
tegenwerpen
we object
tegenwerpen
you all object
tegenwerpen
they object
Past bijzin tense
tegenwierp
I objected
tegenwierp
you objected
tegenwierp
he/she/it objected
tegenwierpen
we objected
tegenwierpen
you all objected
tegenwierpen
they objected
Future bijzin tense
zal tegenwerpen
I will object
zult tegenwerpen
you will object
zal tegenwerpen
he/she/it will object
zullen tegenwerpen
we will object
zullen tegenwerpen
you all will object
zullen tegenwerpen
they will object
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou tegenwerpen
I would object
zou tegenwerpen
you would object
zou tegenwerpen
he/she/it would object
zouden tegenwerpen
we would object
zouden tegenwerpen
you all would object
zouden tegenwerpen
they would object
Subjunctive bijzin mood
tegenwerpe
I object
tegenwerpe
you object
tegenwerpe
he/she/it object
tegenwerpe
we object
tegenwerpe
you all object
tegenwerpe
they object
Du
Ihr
Imperative mood
werp tegen
object
werpt tegen
object

Further details about this page

LOCATION