Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Tabuleren (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
tabuleer
tabuleert
tabuleert
tabuleren
tabuleren
tabuleren
Present perfect tense
heb getabuleerd
hebt getabuleerd
heeft getabuleerd
hebben getabuleerd
hebben getabuleerd
hebben getabuleerd
Past tense
tabuleerde
tabuleerde
tabuleerde
tabuleerden
tabuleerden
tabuleerden
Future tense
zal tabuleren
zult tabuleren
zal tabuleren
zullen tabuleren
zullen tabuleren
zullen tabuleren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou tabuleren
zou tabuleren
zou tabuleren
zouden tabuleren
zouden tabuleren
zouden tabuleren
Subjunctive mood
tabulere
tabulere
tabulere
tabulere
tabulere
tabulere
Past perfect tense
had getabuleerd
had getabuleerd
had getabuleerd
hadden getabuleerd
hadden getabuleerd
hadden getabuleerd
Future perf.
zal getabuleerd hebben
zal getabuleerd hebben
zal getabuleerd hebben
zullen getabuleerd hebben
zullen getabuleerd hebben
zullen getabuleerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou getabuleerd hebben
zou getabuleerd hebben
zou getabuleerd hebben
zouden getabuleerd hebben
zouden getabuleerd hebben
zouden getabuleerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
tabuleer
tabuleert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

fabuleren
do
tailleren
do
tituleren
title

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.