Snookeren (to snooker) conjugation

Dutch
11 examples

Conjugation of snookeren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
snooker
I snooker
snookert
you snooker
snookert
he/she/it snookers
snookeren
we snooker
snookeren
you all snooker
snookeren
they snooker
Present perfect tense
heb gesnookerd
I have snookered
hebt gesnookerd
you have snookered
heeft gesnookerd
he/she/it has snookered
hebben gesnookerd
we have snookered
hebben gesnookerd
you all have snookered
hebben gesnookerd
they have snookered
Past tense
snookerde
I snookered
snookerde
you snookered
snookerde
he/she/it snookered
snookerden
we snookered
snookerden
you all snookered
snookerden
they snookered
Future tense
zal snookeren
I will snooker
zult snookeren
you will snooker
zal snookeren
he/she/it will snooker
zullen snookeren
we will snooker
zullen snookeren
you all will snooker
zullen snookeren
they will snooker
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou snookeren
I would snooker
zou snookeren
you would snooker
zou snookeren
he/she/it would snooker
zouden snookeren
we would snooker
zouden snookeren
you all would snooker
zouden snookeren
they would snooker
Subjunctive mood
snookere
I snooker
snookere
you snooker
snookere
he/she/it snooker
snookere
we snooker
snookere
you all snooker
snookere
they snooker
Past perfect tense
had gesnookerd
I had snookered
had gesnookerd
you had snookered
had gesnookerd
he/she/it had snookered
hadden gesnookerd
we had snookered
hadden gesnookerd
you all had snookered
hadden gesnookerd
they had snookered
Future perf.
zal gesnookerd hebben
I will have snookered
zal gesnookerd hebben
you will have snookered
zal gesnookerd hebben
he/she/it will have snookered
zullen gesnookerd hebben
we will have snookered
zullen gesnookerd hebben
you all will have snookered
zullen gesnookerd hebben
they will have snookered
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gesnookerd hebben
I would have snookered
zou gesnookerd hebben
you would have snookered
zou gesnookerd hebben
he/she/it would have snookered
zouden gesnookerd hebben
we would have snookered
zouden gesnookerd hebben
you all would have snookered
zouden gesnookerd hebben
they would have snookered
Du
Ihr
Imperative mood
snooker
snooker
snookert
snooker

Examples of snookeren

Example in DutchTranslation in English
- Jullie zijn hier vast niet om te snookeren.You can't be here to play snooker. That'd mean staying on your feet for too long.
Al die mannen zijn zo oud, het lijkt op snookeren met een touw.All those men are so old, it'd be like playing snooker with a rope.
Die vetzak waar je mee stond te snookeren.Yeah, that fat bastard you were playing snooker with!
Je hebt nu verkering en ze willen snookeren.But you're dating now and the boys want to play snooker.
U weet wel, spaghetti, een paar pilsjes en snookeren.You know, spag bol, can of lager, couple of games of snooker.
- Ik heb geen verstand van snooker.- I don't know anything about snooker.
- Niet echt. Je moet denken zoals bij snooker, poker, en bergbeklimmen.You gotta think more like snooker, poker and free-face rock climbing.
-Speed gaat snooker met je spelen.DS Speed is going to play snooker with you.
-lk bied je een partijtje snooker aan.I'm offering you a game of snooker.
Albert speelde vroeger een beetje snooker, dat zeg ik je.Albert's played a bit of snooker in his day, I tell you that.
Ja, we zijn duidelijk gesnookerd.Yeah, we're snookered all right.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

snotteren
snivel

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'snooker':

None found.
Learning languages?