Sleutelen (to tinker) conjugation

Dutch
12 examples

Conjugation of sleutelen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
sleutel
I tinker
sleutelt
you tinker
sleutelt
he/she/it tinkers
sleutelen
we tinker
sleutelen
you all tinker
sleutelen
they tinker
Present perfect tense
heb gesleuteld
I have tinkered
hebt gesleuteld
you have tinkered
heeft gesleuteld
he/she/it has tinkered
hebben gesleuteld
we have tinkered
hebben gesleuteld
you all have tinkered
hebben gesleuteld
they have tinkered
Past tense
sleutelde
I tinkered
sleutelde
you tinkered
sleutelde
he/she/it tinkered
sleutelden
we tinkered
sleutelden
you all tinkered
sleutelden
they tinkered
Future tense
zal sleutelen
I will tinker
zult sleutelen
you will tinker
zal sleutelen
he/she/it will tinker
zullen sleutelen
we will tinker
zullen sleutelen
you all will tinker
zullen sleutelen
they will tinker
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou sleutelen
I would tinker
zou sleutelen
you would tinker
zou sleutelen
he/she/it would tinker
zouden sleutelen
we would tinker
zouden sleutelen
you all would tinker
zouden sleutelen
they would tinker
Subjunctive mood
sleutele
I tinker
sleutele
you tinker
sleutele
he/she/it tinker
sleutele
we tinker
sleutele
you all tinker
sleutele
they tinker
Past perfect tense
had gesleuteld
I had tinkered
had gesleuteld
you had tinkered
had gesleuteld
he/she/it had tinkered
hadden gesleuteld
we had tinkered
hadden gesleuteld
you all had tinkered
hadden gesleuteld
they had tinkered
Future perf.
zal gesleuteld hebben
I will have tinkered
zal gesleuteld hebben
you will have tinkered
zal gesleuteld hebben
he/she/it will have tinkered
zullen gesleuteld hebben
we will have tinkered
zullen gesleuteld hebben
you all will have tinkered
zullen gesleuteld hebben
they will have tinkered
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gesleuteld hebben
I would have tinkered
zou gesleuteld hebben
you would have tinkered
zou gesleuteld hebben
he/she/it would have tinkered
zouden gesleuteld hebben
we would have tinkered
zouden gesleuteld hebben
you all would have tinkered
zouden gesleuteld hebben
they would have tinkered
Du
Ihr
Imperative mood
sleutel
tinker
sleutelt
tinker

Examples of sleutelen

Example in DutchTranslation in English
- Ben je nog steeds sleutelen met geminiaturiseerde elektronica?- Are you still tinkering with miniaturized electronics?
Blijf niet te lang sleutelen.Don't tinker with that car all night.
De vader van m'n vriendin Clémence zoekt iemand om te sleutelen.The father of my friend Clémence is looking for someone to tinker
En Noonien bleef natuurlijk maar sleutelen om je zo menselijk mogelijk te maken.He kept tinkering trying you to make you as human as possible.
Gene sleutelen,Gene tinker,
- Ik sleutel wat.- What are you doing? - Just tinkering.
Bernie, ik sleutel aan zijn leven, maar ik wou dat iemand dat voor mij had gedaan.Bernie, I am tinkering with his life, but I wish somebody had done it for me.
Ja, ik sleutel er aan, maar de kleine klootzak... weet niet eens hoeveel mazzel hij heeft.Yeah, I'm tinkering, but the little bastard - doesn't even know how lucky he is.
Hij sleutelt graag aan vreemde motoren.It isn't every day he gets to tinker with alien engines.
Je weet dat virussen niet graag hebben dat je aan ze sleutelt.You know that viruses don't like to be tinkered with.
- Het is oké, ik heb niet aan hem gesleuteld.It's okay, I have not tinkered with him.
Maar je zou er aan gesleuteld hebben tot op het laatste moment, niet ?Yeah, but you'd have tinkered with it till it went away, right?

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

dreutelen
do
preutelen
mutter

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'tinker':

None found.
Learning languages?