Simuleren (to feign) conjugation

Dutch
2 examples

Conjugation of simuleren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
simuleer
I feign
simuleert
you feign
simuleert
he/she/it feigns
simuleren
we feign
simuleren
you all feign
simuleren
they feign
Present perfect tense
heb gesimuleerd
I have feigned
hebt gesimuleerd
you have feigned
heeft gesimuleerd
he/she/it has feigned
hebben gesimuleerd
we have feigned
hebben gesimuleerd
you all have feigned
hebben gesimuleerd
they have feigned
Past tense
simuleerde
I feigned
simuleerde
you feigned
simuleerde
he/she/it feigned
simuleerden
we feigned
simuleerden
you all feigned
simuleerden
they feigned
Future tense
zal simuleren
I will feign
zult simuleren
you will feign
zal simuleren
he/she/it will feign
zullen simuleren
we will feign
zullen simuleren
you all will feign
zullen simuleren
they will feign
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou simuleren
I would feign
zou simuleren
you would feign
zou simuleren
he/she/it would feign
zouden simuleren
we would feign
zouden simuleren
you all would feign
zouden simuleren
they would feign
Subjunctive mood
simulere
I feign
simulere
you feign
simulere
he/she/it feign
simulere
we feign
simulere
you all feign
simulere
they feign
Past perfect tense
had gesimuleerd
I had feigned
had gesimuleerd
you had feigned
had gesimuleerd
he/she/it had feigned
hadden gesimuleerd
we had feigned
hadden gesimuleerd
you all had feigned
hadden gesimuleerd
they had feigned
Future perf.
zal gesimuleerd hebben
I will have feigned
zal gesimuleerd hebben
you will have feigned
zal gesimuleerd hebben
he/she/it will have feigned
zullen gesimuleerd hebben
we will have feigned
zullen gesimuleerd hebben
you all will have feigned
zullen gesimuleerd hebben
they will have feigned
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gesimuleerd hebben
I would have feigned
zou gesimuleerd hebben
you would have feigned
zou gesimuleerd hebben
he/she/it would have feigned
zouden gesimuleerd hebben
we would have feigned
zouden gesimuleerd hebben
you all would have feigned
zouden gesimuleerd hebben
they would have feigned
Du
Ihr
Imperative mood
simuleer
feign
simuleert
feign

Examples of simuleren

Example in DutchTranslation in English
Iedere man wie mij wanhopig genoeg liet voelen om een zwangerschap te simuleren was het niet waard om voor te vechten.Any man who made me feel desperate enough to feign a pregnancy wasn't worth fighting for.
We weten niet of hij simuleert.He could feign amnesia till the cows come home.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

cumuleren
do

Similar but longer

stimuleren
stimulate

Random

schateren
scrape
schreien
cry
schroeien
do
shocken
shock
sieren
adorn
simplificeren
simplify
singelen
girth
sjokkelen
do
slaan
bash
slalommen
slalom

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'feign':

None found.
Learning languages?