Samentreffen (to coincide) conjugation

Dutch

Conjugation of samentreffen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
tref samen
I coincide
treft samen
you coincide
treft samen
he/she/it coincides
treffen samen
we coincide
treffen samen
you all coincide
treffen samen
they coincide
Present perfect tense
heb samengetroffen
I have coincided
hebt samengetroffen
you have coincided
heeft samengetroffen
he/she/it has coincided
hebben samengetroffen
we have coincided
hebben samengetroffen
you all have coincided
hebben samengetroffen
they have coincided
Past tense
trof samen
I coincided
trof samen
you coincided
trof samen
he/she/it coincided
troffen samen
we coincided
troffen samen
you all coincided
troffen samen
they coincided
Future tense
zal samentreffen
I will coincide
zult samentreffen
you will coincide
zal samentreffen
he/she/it will coincide
zullen samentreffen
we will coincide
zullen samentreffen
you all will coincide
zullen samentreffen
they will coincide
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou samentreffen
I would coincide
zou samentreffen
you would coincide
zou samentreffen
he/she/it would coincide
zouden samentreffen
we would coincide
zouden samentreffen
you all would coincide
zouden samentreffen
they would coincide
Subjunctive mood
treffe samen
I coincide
treffe samen
you coincide
treffe samen
he/she/it coincide
treffe samen
we coincide
treffe samen
you all coincide
treffe samen
they coincide
Past perfect tense
had samengetroffen
I had coincided
had samengetroffen
you had coincided
had samengetroffen
he/she/it had coincided
hadden samengetroffen
we had coincided
hadden samengetroffen
you all had coincided
hadden samengetroffen
they had coincided
Future perf.
zal samengetroffen hebben
I will have coincided
zal samengetroffen hebben
you will have coincided
zal samengetroffen hebben
he/she/it will have coincided
zullen samengetroffen hebben
we will have coincided
zullen samengetroffen hebben
you all will have coincided
zullen samengetroffen hebben
they will have coincided
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou samengetroffen hebben
I would have coincided
zou samengetroffen hebben
you would have coincided
zou samengetroffen hebben
he/she/it would have coincided
zouden samengetroffen hebben
we would have coincided
zouden samengetroffen hebben
you all would have coincided
zouden samengetroffen hebben
they would have coincided
Present bijzin tense
samentref
I coincide
samentreft
you coincide
samentreft
he/she/it coincides
samentreffen
we coincide
samentreffen
you all coincide
samentreffen
they coincide
Past bijzin tense
samentrof
I coincided
samentrof
you coincided
samentrof
he/she/it coincided
samentroffen
we coincided
samentroffen
you all coincided
samentroffen
they coincided
Future bijzin tense
zal samentreffen
I will coincide
zult samentreffen
you will coincide
zal samentreffen
he/she/it will coincide
zullen samentreffen
we will coincide
zullen samentreffen
you all will coincide
zullen samentreffen
they will coincide
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou samentreffen
I would coincide
zou samentreffen
you would coincide
zou samentreffen
he/she/it would coincide
zouden samentreffen
we would coincide
zouden samentreffen
you all would coincide
zouden samentreffen
they would coincide
Subjunctive bijzin mood
samentreffe
I coincide
samentreffe
you coincide
samentreffe
he/she/it coincide
samentreffe
we coincide
samentreffe
you all coincide
samentreffe
they coincide
Du
Ihr
Imperative mood
tref samen
coincide
treft samen
coincide

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

samentrekken
contract

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

rondstralen
do
rondzwaaien
do
rondzwieren
do
samenbrengen
do
samenbundelen
do
samenpersen
compress
samentellen
do
samentrekken
contract
satineren
do
schaden
damage

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'coincide':

None found.
Learning languages?