Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Regenereren (to arrange) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
regenereer
regenereert
regenereert
regenereren
regenereren
regenereren
Present perfect tense
heb geregenereerd
hebt geregenereerd
heeft geregenereerd
hebben geregenereerd
hebben geregenereerd
hebben geregenereerd
Past tense
regenereerde
regenereerde
regenereerde
regenereerden
regenereerden
regenereerden
Future tense
zal regenereren
zult regenereren
zal regenereren
zullen regenereren
zullen regenereren
zullen regenereren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou regenereren
zou regenereren
zou regenereren
zouden regenereren
zouden regenereren
zouden regenereren
Subjunctive mood
regenerere
regenerere
regenerere
regenerere
regenerere
regenerere
Past perfect tense
had geregenereerd
had geregenereerd
had geregenereerd
hadden geregenereerd
hadden geregenereerd
hadden geregenereerd
Future perf.
zal geregenereerd hebben
zal geregenereerd hebben
zal geregenereerd hebben
zullen geregenereerd hebben
zullen geregenereerd hebben
zullen geregenereerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geregenereerd hebben
zou geregenereerd hebben
zou geregenereerd hebben
zouden geregenereerd hebben
zouden geregenereerd hebben
zouden geregenereerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
regenereer
regenereert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

degenereren
deflect
remunereren
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'arrange':

None found.