Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Degenereren (to deflect) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
degenereer
degenereert
degenereert
degenereren
degenereren
degenereren
Present perfect tense
heb gedegenereerd
hebt gedegenereerd
heeft gedegenereerd
hebben gedegenereerd
hebben gedegenereerd
hebben gedegenereerd
Past tense
degenereerde
degenereerde
degenereerde
degenereerden
degenereerden
degenereerden
Future tense
zal degenereren
zult degenereren
zal degenereren
zullen degenereren
zullen degenereren
zullen degenereren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou degenereren
zou degenereren
zou degenereren
zouden degenereren
zouden degenereren
zouden degenereren
Subjunctive mood
degenerere
degenerere
degenerere
degenerere
degenerere
degenerere
Past perfect tense
had gedegenereerd
had gedegenereerd
had gedegenereerd
hadden gedegenereerd
hadden gedegenereerd
hadden gedegenereerd
Future perf.
zal gedegenereerd hebben
zal gedegenereerd hebben
zal gedegenereerd hebben
zullen gedegenereerd hebben
zullen gedegenereerd hebben
zullen gedegenereerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gedegenereerd hebben
zou gedegenereerd hebben
zou gedegenereerd hebben
zouden gedegenereerd hebben
zouden gedegenereerd hebben
zouden gedegenereerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
degenereer
degenereert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

regenereren
arrange

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

controleren
control
dartelen
frolic
dechargeren
decant
deconstrueren
deconstruct
defragmenteren
deflect
deglaceren
do
deinzen
shy
delibereren
amortize
denken
think
denoteren
denote

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'deflect':

None found.