Pruttelen (to simmer) conjugation

Dutch
8 examples

Conjugation of pruttelen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
pruttel
I simmer
pruttelt
you simmer
pruttelt
he/she/it simmers
pruttelen
we simmer
pruttelen
you all simmer
pruttelen
they simmer
Present perfect tense
heb geprutteld
I have simmered
hebt geprutteld
you have simmered
heeft geprutteld
he/she/it has simmered
hebben geprutteld
we have simmered
hebben geprutteld
you all have simmered
hebben geprutteld
they have simmered
Past tense
pruttelde
I simmered
pruttelde
you simmered
pruttelde
he/she/it simmered
pruttelden
we simmered
pruttelden
you all simmered
pruttelden
they simmered
Future tense
zal pruttelen
I will simmer
zult pruttelen
you will simmer
zal pruttelen
he/she/it will simmer
zullen pruttelen
we will simmer
zullen pruttelen
you all will simmer
zullen pruttelen
they will simmer
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou pruttelen
I would simmer
zou pruttelen
you would simmer
zou pruttelen
he/she/it would simmer
zouden pruttelen
we would simmer
zouden pruttelen
you all would simmer
zouden pruttelen
they would simmer
Subjunctive mood
pruttele
I simmer
pruttele
you simmer
pruttele
he/she/it simmer
pruttele
we simmer
pruttele
you all simmer
pruttele
they simmer
Past perfect tense
had geprutteld
I had simmered
had geprutteld
you had simmered
had geprutteld
he/she/it had simmered
hadden geprutteld
we had simmered
hadden geprutteld
you all had simmered
hadden geprutteld
they had simmered
Future perf.
zal geprutteld hebben
I will have simmered
zal geprutteld hebben
you will have simmered
zal geprutteld hebben
he/she/it will have simmered
zullen geprutteld hebben
we will have simmered
zullen geprutteld hebben
you all will have simmered
zullen geprutteld hebben
they will have simmered
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geprutteld hebben
I would have simmered
zou geprutteld hebben
you would have simmered
zou geprutteld hebben
he/she/it would have simmered
zouden geprutteld hebben
we would have simmered
zouden geprutteld hebben
you all would have simmered
zouden geprutteld hebben
they would have simmered
Du
Ihr
Imperative mood
pruttel
simmer
pruttelt
simmer

Examples of pruttelen

Example in DutchTranslation in English
- Laat het maar even pruttelen.Let it simmer.
- Moet langzaam gaan, laat het pruttelen.- Gotta go slowly, let it simmer.
En laat me jou iets zeggen, als ik mag, als je in staat was om je egoïstische paranoia op een lager pitje te zetten en het even rustig te laten pruttelen, dan zou je misschien ontdekken dat jij en ik eigenlijk een behoorlijk succesvol leventje leiden.And let me tell you something, if I may... if you were able to turn down your self-serving paranoia to a gentle simmer for a brief moment, you might just discover that you and I could actually co-exist quite successfully.
Hier staan m'n geheimste uitvindingen te pruttelen.All of my most secret inventions are cooking and simmering in here.
Nu laten we het pruttelen tot het een mooie structuur krijgt.Next, we let it simmer until it becomes a lovely texture.
Het pruttelt.It's simmering.
M'n soep pruttelt.My soup is simmering.
Om kwart voor drie na het stofzuigen en als de tomatensaus pruttelt.- Si, si, si. At 2:45 p.m., after you finish the vacuuming and while the tomato sauce is simmering.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

preutelen
mutter

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

prediceren
specify
primeren
pierce
proletariseren
do
promoten
promote
prospereren
you prosper
prostitueren
prostitute
prutsen
tinker
psalmeren
psalm honor
pureren
puree
pussen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'simmer':

None found.
Learning languages?