Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Prevelen (to mutter) conjugation

Dutch
2 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
prevel
prevelt
prevelt
prevelen
prevelen
prevelen
Present perfect tense
heb gepreveld
hebt gepreveld
heeft gepreveld
hebben gepreveld
hebben gepreveld
hebben gepreveld
Past tense
prevelde
prevelde
prevelde
prevelden
prevelden
prevelden
Future tense
zal prevelen
zult prevelen
zal prevelen
zullen prevelen
zullen prevelen
zullen prevelen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou prevelen
zou prevelen
zou prevelen
zouden prevelen
zouden prevelen
zouden prevelen
Subjunctive mood
prevele
prevele
prevele
prevele
prevele
prevele
Past perfect tense
had gepreveld
had gepreveld
had gepreveld
hadden gepreveld
hadden gepreveld
hadden gepreveld
Future perf.
zal gepreveld hebben
zal gepreveld hebben
zal gepreveld hebben
zullen gepreveld hebben
zullen gepreveld hebben
zullen gepreveld hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gepreveld hebben
zou gepreveld hebben
zou gepreveld hebben
zouden gepreveld hebben
zouden gepreveld hebben
zouden gepreveld hebben
Du
Ihr
Imperative mood
prevel
prevelt

Examples of prevelen

Example in DutchTranslation in English
Hij haalde z'n lid onder z'n gewaad vandaan en prevelde een gebed... en duwde het met grote kracht in haar binnenste."As he loosened his manhood from beneath his robes, "the bishop muttered a Latin prayer... "and then, with a mighty thrust, drove it into her very entrails."
Maar tussen al het hoofddraaien en gekwijl, prevelde dat verdomde ding iets over een aankomende oorlog.But between all the jabbering and the head-spinning, the damn thing muttered something about a coming war.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

drevelen
do
knevelen
pinion
krevelen
do

Similar but longer

afprevelen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'mutter':

None found.