Prepareren (to do) conjugation

Dutch
5 examples

Conjugation of prepareren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
prepareer
I do
prepareert
you do
prepareert
he/she/it does
prepareren
we do
prepareren
you all do
prepareren
they do
Present perfect tense
heb geprepareerd
I have done
hebt geprepareerd
you have done
heeft geprepareerd
he/she/it has done
hebben geprepareerd
we have done
hebben geprepareerd
you all have done
hebben geprepareerd
they have done
Past tense
prepareerde
I did
prepareerde
you did
prepareerde
he/she/it did
prepareerden
we did
prepareerden
you all did
prepareerden
they did
Future tense
zal prepareren
I will do
zult prepareren
you will do
zal prepareren
he/she/it will do
zullen prepareren
we will do
zullen prepareren
you all will do
zullen prepareren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou prepareren
I would do
zou prepareren
you would do
zou prepareren
he/she/it would do
zouden prepareren
we would do
zouden prepareren
you all would do
zouden prepareren
they would do
Subjunctive mood
preparere
I do
preparere
you do
preparere
he/she/it do
preparere
we do
preparere
you all do
preparere
they do
Past perfect tense
had geprepareerd
I had done
had geprepareerd
you had done
had geprepareerd
he/she/it had done
hadden geprepareerd
we had done
hadden geprepareerd
you all had done
hadden geprepareerd
they had done
Future perf.
zal geprepareerd hebben
I will have done
zal geprepareerd hebben
you will have done
zal geprepareerd hebben
he/she/it will have done
zullen geprepareerd hebben
we will have done
zullen geprepareerd hebben
you all will have done
zullen geprepareerd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geprepareerd hebben
I would have done
zou geprepareerd hebben
you would have done
zou geprepareerd hebben
he/she/it would have done
zouden geprepareerd hebben
we would have done
zouden geprepareerd hebben
you all would have done
zouden geprepareerd hebben
they would have done
Du
Ihr
Imperative mood
prepareer
do
prepareert
do

Examples of prepareren

Example in DutchTranslation in English
De nanogenen prepareren je ook voor het front.The nanogenes don't just fix you up, they get you ready for the frontline. - Equip you, program you.
Ik moet het sigmoïd vrij prepareren.I need to dissect down to mobilize the sigmoid. Bovie, please.
Kasuf zal haar lichaam volgens de Abydonische traditie prepareren.We brought Kasuf to prepare her body according to Abydonian tradition.
Promidal heeft niets te maken met het prepareren van ontbindend vlees.Promidal has nothing to do with preserving decomposing flesh.
Sorry, maar we moeten nog tientallen Sparrows prepareren en monteren voor de oefeningen starten.Begging your pardon, sir, but we've still got six dozen Sparrows to fin, fuse and mount before flight ops commence in two hours.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

prefereren
prefer

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?