Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Pousseren (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
pousseer
pousseert
pousseert
pousseren
pousseren
pousseren
Present perfect tense
heb gepousseerd
hebt gepousseerd
heeft gepousseerd
hebben gepousseerd
hebben gepousseerd
hebben gepousseerd
Past tense
pousseerde
pousseerde
pousseerde
pousseerden
pousseerden
pousseerden
Future tense
zal pousseren
zult pousseren
zal pousseren
zullen pousseren
zullen pousseren
zullen pousseren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou pousseren
zou pousseren
zou pousseren
zouden pousseren
zouden pousseren
zouden pousseren
Subjunctive mood
poussere
poussere
poussere
poussere
poussere
poussere
Past perfect tense
had gepousseerd
had gepousseerd
had gepousseerd
hadden gepousseerd
hadden gepousseerd
hadden gepousseerd
Future perf.
zal gepousseerd hebben
zal gepousseerd hebben
zal gepousseerd hebben
zullen gepousseerd hebben
zullen gepousseerd hebben
zullen gepousseerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gepousseerd hebben
zou gepousseerd hebben
zou gepousseerd hebben
zouden gepousseerd hebben
zouden gepousseerd hebben
zouden gepousseerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
pousseer
pousseert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

mousseren
do
plisseren
pleat
presseren
press down

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.