Pointeren (to do) conjugation

Dutch

Conjugation of pointeren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
pointeer
I do
pointeert
you do
pointeert
he/she/it does
pointeren
we do
pointeren
you all do
pointeren
they do
Present perfect tense
heb gepointeerd
I have done
hebt gepointeerd
you have done
heeft gepointeerd
he/she/it has done
hebben gepointeerd
we have done
hebben gepointeerd
you all have done
hebben gepointeerd
they have done
Past tense
pointeerde
I did
pointeerde
you did
pointeerde
he/she/it did
pointeerden
we did
pointeerden
you all did
pointeerden
they did
Future tense
zal pointeren
I will do
zult pointeren
you will do
zal pointeren
he/she/it will do
zullen pointeren
we will do
zullen pointeren
you all will do
zullen pointeren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou pointeren
I would do
zou pointeren
you would do
zou pointeren
he/she/it would do
zouden pointeren
we would do
zouden pointeren
you all would do
zouden pointeren
they would do
Subjunctive mood
pointere
I do
pointere
you do
pointere
he/she/it do
pointere
we do
pointere
you all do
pointere
they do
Past perfect tense
had gepointeerd
I had done
had gepointeerd
you had done
had gepointeerd
he/she/it had done
hadden gepointeerd
we had done
hadden gepointeerd
you all had done
hadden gepointeerd
they had done
Future perf.
zal gepointeerd hebben
I will have done
zal gepointeerd hebben
you will have done
zal gepointeerd hebben
he/she/it will have done
zullen gepointeerd hebben
we will have done
zullen gepointeerd hebben
you all will have done
zullen gepointeerd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gepointeerd hebben
I would have done
zou gepointeerd hebben
you would have done
zou gepointeerd hebben
he/she/it would have done
zouden gepointeerd hebben
we would have done
zouden gepointeerd hebben
you all would have done
zouden gepointeerd hebben
they would have done
Du
Ihr
Imperative mood
pointeer
do
pointeert
do

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

planteren
plant

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

pingpongen
table tennis
pipetteren
pipet
plasticeren
plasticize
platpersen
flat presses
platwalsen
do
pogoën
do
pointilleren
do
polariseren
polarize
polijsten
polish
poolen
pool

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?