Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Pleisteren (to plaster) conjugation

Dutch
13 examples

Conjugation of pleisteren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
pleister
I plaster
pleistert
you plaster
pleistert
he/she/it plasters
pleisteren
we plaster
pleisteren
you all plaster
pleisteren
they plaster
Present perfect tense
heb gepleisterd
I have plastered
hebt gepleisterd
you have plastered
heeft gepleisterd
he/she/it has plastered
hebben gepleisterd
we have plastered
hebben gepleisterd
you all have plastered
hebben gepleisterd
they have plastered
Past tense
pleisterde
I plastered
pleisterde
you plastered
pleisterde
he/she/it plastered
pleisterden
we plastered
pleisterden
you all plastered
pleisterden
they plastered
Future tense
zal pleisteren
I will plaster
zult pleisteren
you will plaster
zal pleisteren
he/she/it will plaster
zullen pleisteren
we will plaster
zullen pleisteren
you all will plaster
zullen pleisteren
they will plaster
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou pleisteren
I would plaster
zou pleisteren
you would plaster
zou pleisteren
he/she/it would plaster
zouden pleisteren
we would plaster
zouden pleisteren
you all would plaster
zouden pleisteren
they would plaster
Subjunctive mood
pleistere
I plaster
pleistere
you plaster
pleistere
he/she/it plaster
pleistere
we plaster
pleistere
you all plaster
pleistere
they plaster
Past perfect tense
had gepleisterd
I had plastered
had gepleisterd
you had plastered
had gepleisterd
he/she/it had plastered
hadden gepleisterd
we had plastered
hadden gepleisterd
you all had plastered
hadden gepleisterd
they had plastered
Future perf.
zal gepleisterd hebben
I will have plastered
zal gepleisterd hebben
you will have plastered
zal gepleisterd hebben
he/she/it will have plastered
zullen gepleisterd hebben
we will have plastered
zullen gepleisterd hebben
you all will have plastered
zullen gepleisterd hebben
they will have plastered
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gepleisterd hebben
I would have plastered
zou gepleisterd hebben
you would have plastered
zou gepleisterd hebben
he/she/it would have plastered
zouden gepleisterd hebben
we would have plastered
zouden gepleisterd hebben
you all would have plastered
zouden gepleisterd hebben
they would have plastered
Du
Ihr
Imperative mood
pleister
plaster
pleistert
plaster

Examples of pleisteren

Example in DutchTranslation in English
Goed, Oh, we waren aan het pleisteren gisteravond.Good. Oh, we got plastered last night.
Het pleisteren van de muren.The plastering.
Papa, ik ga je pet missen, je wandelstok, je pleisteren sokkel.Oh, Dad. How I'll miss your cap, your walking stick, your plaster base.
Als je een meisje snee, je zou een pleister op het zag.If you saw a girl's gash, you'd put a plaster on it.
Alsof het nieuwe gezin alleen een pleister was, om de pijn af te dekken, om het bloeden te stelpen.Like having this new family was just a plaster to cover up the pain, to stop the bleeding.
Breng je liever je zomer door met het opruimen van pleister?I don't want to go. So you'd rather spend the rest of your summer tossing broken plaster in a dumpster?
Chinees haar, een pleister, een houten kop.A doll made of cellophane Chinese hair A plaster, a wooden stare
De afwezigheid van pleister en stof in de keelholte, wijst erop dat hij dood was voor het gebouw instortte.The lack of plaster and dust in the posterior pharynx suggests he was dead before the building came down.
Wat voor drugsdealer pleistert een muur?What kind of drug dealer plasters up a wall?
De gaten zijn gepleisterd.They plastered over those holes.
Het is dezelfde song en dans twee avonden op rij, tot aan het geshokeerde meisje met de blik van walging gepleisterd op haar gelaat.It's the same song and dance two nights in, right down to the shocked girl with the look of disgust plastered across her face.
Ja, Mal, je heb mij gesnapt, ik heb hem gepakt, hier verstopt, en de muur weer gepleisterd.Yeah, Mal, you busted me. I took your medal, hid it here and re-plastered the wall.
Maar ik heb mijn gelijkenis gepleisterd op consumptiegoederen.But I've plastered my likeness on consumer goods.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

plaasteren
plaster

Similar but longer

bepleisteren
plaster

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'plaster':

None found.