Etymology
Blog
Etymology Blog

Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Parketteren (to parquet tars) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
parketteer
parketteert
parketteert
parketteren
parketteren
parketteren
Present perfect tense
heb geparketteerd
hebt geparketteerd
heeft geparketteerd
hebben geparketteerd
hebben geparketteerd
hebben geparketteerd
Past tense
parketteerde
parketteerde
parketteerde
parketteerden
parketteerden
parketteerden
Future tense
zal parketteren
zult parketteren
zal parketteren
zullen parketteren
zullen parketteren
zullen parketteren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou parketteren
zou parketteren
zou parketteren
zouden parketteren
zouden parketteren
zouden parketteren
Subjunctive mood
parkettere
parkettere
parkettere
parkettere
parkettere
parkettere
Past perfect tense
had geparketteerd
had geparketteerd
had geparketteerd
hadden geparketteerd
hadden geparketteerd
hadden geparketteerd
Future perf.
zal geparketteerd hebben
zal geparketteerd hebben
zal geparketteerd hebben
zullen geparketteerd hebben
zullen geparketteerd hebben
zullen geparketteerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geparketteerd hebben
zou geparketteerd hebben
zou geparketteerd hebben
zouden geparketteerd hebben
zouden geparketteerd hebben
zouden geparketteerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
parketteer
parketteert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

verketteren
demonize

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

overnemen
spend the night
overtreden
violate
pagineren
paginate
pakken
take
paren
pair
parfumeren
perfume
parkeren
park
parlementen
do
participeren
participate
pelgrimeren
pilgrimage

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'parquet tars':

None found.