Panikeren (to panic) conjugation

Dutch
28 examples

Conjugation of panikeren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
panikeer
I panic
panikeert
you panic
panikeert
he/she/it panics
panikeren
we panic
panikeren
you all panic
panikeren
they panic
Present perfect tense
heb gepanikeerd
I have panicked
hebt gepanikeerd
you have panicked
heeft gepanikeerd
he/she/it has panicked
hebben gepanikeerd
we have panicked
hebben gepanikeerd
you all have panicked
hebben gepanikeerd
they have panicked
Past tense
panikeerde
I panicked
panikeerde
you panicked
panikeerde
he/she/it panicked
panikeerden
we panicked
panikeerden
you all panicked
panikeerden
they panicked
Future tense
zal panikeren
I will panic
zult panikeren
you will panic
zal panikeren
he/she/it will panic
zullen panikeren
we will panic
zullen panikeren
you all will panic
zullen panikeren
they will panic
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou panikeren
I would panic
zou panikeren
you would panic
zou panikeren
he/she/it would panic
zouden panikeren
we would panic
zouden panikeren
you all would panic
zouden panikeren
they would panic
Subjunctive mood
panikere
I panic
panikere
you panic
panikere
he/she/it panic
panikere
we panic
panikere
you all panic
panikere
they panic
Past perfect tense
had gepanikeerd
I had panicked
had gepanikeerd
you had panicked
had gepanikeerd
he/she/it had panicked
hadden gepanikeerd
we had panicked
hadden gepanikeerd
you all had panicked
hadden gepanikeerd
they had panicked
Future perf.
zal gepanikeerd hebben
I will have panicked
zal gepanikeerd hebben
you will have panicked
zal gepanikeerd hebben
he/she/it will have panicked
zullen gepanikeerd hebben
we will have panicked
zullen gepanikeerd hebben
you all will have panicked
zullen gepanikeerd hebben
they will have panicked
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gepanikeerd hebben
I would have panicked
zou gepanikeerd hebben
you would have panicked
zou gepanikeerd hebben
he/she/it would have panicked
zouden gepanikeerd hebben
we would have panicked
zouden gepanikeerd hebben
you all would have panicked
zouden gepanikeerd hebben
they would have panicked
Du
Ihr
Imperative mood
panikeer
panic
panikeert
panic

Examples of panikeren

Example in DutchTranslation in English
- En mensen panikeren.And people are panicking.
- Ik zeg: nu panikeren.- I say panic now!
- Kom nou, niet panikeren, OK?Let's not panic, okay?
- Laten we niet panikeren.- Oh, let's not panic.
- Luister, gewoon niet panikeren, oké?- Listen,just don't panic,okay?
-Misschien panikeer ik.- Well, maybe I am panicking.
Als jij panikeert, panikeer ik ook.If you panic, I'll panic.
Ik bedoel, meestal als een doelwit een doelwit is, en een tegenslag, panikeer je niet, laat je gaan.I mean, most of the time, when a mark's just a mark, you get a set-back, you don't panic, you take it in your stride.
Ik ben op een begrafenis, zij staat naast me en ik panikeer weer.I'm at his funeral and she's beside me, and I'm panicking again.
Ik heb dat ook soms, hoor, dagen dat ik panikeer.It happens to me too, sometimes. Some days I panic too.
- Als A hier achter zit... is dat precies waar die kerel heen vlucht als hij panikeert.If "a" is behind this, that's exactly Who that guy is gonna run to when he panics.
Als jij panikeert, panikeer ik ook.If you panic, I'll panic.
Dat is niet je brein dat panikeert.It's not your mind panicking.
De moordenaar ziet dat, panikeert, laat dan de wandelwagen achter in de bosjes, denkend dat ze dood is.The killer sees that, panics, then abandons the stroller into the bushes, thinking she's dead.
Dus, zij stikt en hij panikeert, hij probeerde haar luchtdoorgang te maken.Anyway, she's choking, he panics, says he wanted to give her a tracheotomy.
Ik heb gefaald, gepanikeerd, mezelf verraden.I have failed. I am panicked. I have sold out.
Ik voel me zo gepanikeerd omdat je daar ergens bent en je niet jezelf bent.I feel so panicked because you're out there and you're not yourself.
Ik zou gepanikeerd hebben.Now me? I'd have panicked.
Ze moet gepanikeerd hebben.She must've panicked.
Zoals ik al zei, ik was bang, ik was gepanikeerd en ik was dom.Like I said, I was scared, I was panicked, and I was... stupid.
'Ik panikeerde en liep weg, wist niet dat ik mijn pistool liet vallen. ''I panicked and ran, not realising I had dropped my gun.'
- Ik panikeerde.- I panicked.
- Ja, ik panikeerde.- Yeah, I panicked.
- Toen Meyers de waarheid zou vertellen, panikeerde ik.When Meyers said that he was gonna tell the truth, I panicked.
Alles hing vol met bloed. Ik panikeerde, draaide haar in een laken, en droeg haar naar de rivier.Look, there was blood everywhere, so I panicked, I wrapped her up in a blanket, and I carried her to the river.
De autoriteiten van de stations panikeerden toen ze ontdekten dat er geen arbeider was.Station authorities panicked when they found out there was no drone.
Het spijt me dat we panikeerden.- I'm sorry that we panicked.
Luister, toen de ijstijd begon panikeerden de dieren en renden voor hun leven, maar niet deze jongens.Since isalderen came nearer the animals were panicked and fled. But not these two.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

pandoeren
do
pantseren
armour

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'panic':

None found.
Learning languages?