Ovuleren (to ovulate) conjugation

Dutch
11 examples

Conjugation of ovuleren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
ovuleer
I ovulate
ovuleert
you ovulate
ovuleert
he/she/it ovulates
ovuleren
we ovulate
ovuleren
you all ovulate
ovuleren
they ovulate
Present perfect tense
heb geovuleerd
I have ovulated
hebt geovuleerd
you have ovulated
heeft geovuleerd
he/she/it has ovulated
hebben geovuleerd
we have ovulated
hebben geovuleerd
you all have ovulated
hebben geovuleerd
they have ovulated
Past tense
ovuleerde
I ovulated
ovuleerde
you ovulated
ovuleerde
he/she/it ovulated
ovuleerden
we ovulated
ovuleerden
you all ovulated
ovuleerden
they ovulated
Future tense
zal ovuleren
I will ovulate
zult ovuleren
you will ovulate
zal ovuleren
he/she/it will ovulate
zullen ovuleren
we will ovulate
zullen ovuleren
you all will ovulate
zullen ovuleren
they will ovulate
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou ovuleren
I would ovulate
zou ovuleren
you would ovulate
zou ovuleren
he/she/it would ovulate
zouden ovuleren
we would ovulate
zouden ovuleren
you all would ovulate
zouden ovuleren
they would ovulate
Subjunctive mood
ovulere
I ovulate
ovulere
you ovulate
ovulere
he/she/it ovulate
ovulere
we ovulate
ovulere
you all ovulate
ovulere
they ovulate
Past perfect tense
had geovuleerd
I had ovulated
had geovuleerd
you had ovulated
had geovuleerd
he/she/it had ovulated
hadden geovuleerd
we had ovulated
hadden geovuleerd
you all had ovulated
hadden geovuleerd
they had ovulated
Future perf.
zal geovuleerd hebben
I will have ovulated
zal geovuleerd hebben
you will have ovulated
zal geovuleerd hebben
he/she/it will have ovulated
zullen geovuleerd hebben
we will have ovulated
zullen geovuleerd hebben
you all will have ovulated
zullen geovuleerd hebben
they will have ovulated
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geovuleerd hebben
I would have ovulated
zou geovuleerd hebben
you would have ovulated
zou geovuleerd hebben
he/she/it would have ovulated
zouden geovuleerd hebben
we would have ovulated
zouden geovuleerd hebben
you all would have ovulated
zouden geovuleerd hebben
they would have ovulated
Du
Ihr
Imperative mood
ovuleer
ovulate
ovuleert
ovulate

Examples of ovuleren

Example in DutchTranslation in English
Als u over zestien dagen gaat ovuleren, willen we uw eitjes oogsten.In 16 days, when you begin to ovulate, we would like to harvest your eggs.
Daarbij, vrouwen die samenleven, hetero of homoseksueel, homo of hetero, gaan op den duur tegelijkertijd menstrueren en ovuleren.Besides, women who live together... Straight or gay gay or straight, over time, will menstruate and ovulate on the same cycle.
Door hiernaar te kijken ga ik al ovuleren.Just watching this makes me ovulate.
Ga jij nou maar rustig ovuleren.Just relax and ovulate.
Het aantal gevallen van huidkanker stijgt vrouwen ovuleren niet of ze krijgen kinderen met afwijkingen.We want to talk about the increased rates of skin cancer women who fail to ovulate. And when they do, they give birth to abnormal babies.
Ik ovuleer zo..I ovulate like this. [fingers snap]
Ik vind hem zo sexy dat ik me te pletter ovuleer.I'm so attracted to him, I ovulate like a slot machine.
Want dan ovuleer je.That's when you ovulate.
En denk eraan, de volgende keer eerst stretchten voor je... ovuleert.And remember, the next time, stretch before you ovulate.
Ze ovuleert als het mannetje haar berijdt.She spontaneously ovulates when mounted by the male.
Officieel ovulerend.Officially ovulating.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

emuleren
do
oculeren
inoculate
ontleren
unlearn
rouleren
be about

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'ovulate':

None found.
Learning languages?