Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Overschieten (to overshoot) conjugation

Dutch
3 examples

Conjugation of overschieten

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
schiet over
I overshoot
schiet over
you overshoot
schiet over
he/she/it overshoots
schieten over
we overshoot
schieten over
you all overshoot
schieten over
they overshoot
Present perfect tense
heb overgeschoten
I have overshot
hebt overgeschoten
you have overshot
heeft overgeschoten
he/she/it has overshot
hebben overgeschoten
we have overshot
hebben overgeschoten
you all have overshot
hebben overgeschoten
they have overshot
Past tense
schoot over
I overshot
schoot over
you overshot
schoot over
he/she/it overshot
schoten over
we overshot
schoten over
you all overshot
schoten over
they overshot
Future tense
zal overschieten
I will overshoot
zult overschieten
you will overshoot
zal overschieten
he/she/it will overshoot
zullen overschieten
we will overshoot
zullen overschieten
you all will overshoot
zullen overschieten
they will overshoot
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou overschieten
I would overshoot
zou overschieten
you would overshoot
zou overschieten
he/she/it would overshoot
zouden overschieten
we would overshoot
zouden overschieten
you all would overshoot
zouden overschieten
they would overshoot
Subjunctive mood
schiete over
I overshoot
schiete over
you overshoot
schiete over
he/she/it overshoot
schiete over
we overshoot
schiete over
you all overshoot
schiete over
they overshoot
Past perfect tense
had overgeschoten
I had overshot
had overgeschoten
you had overshot
had overgeschoten
he/she/it had overshot
hadden overgeschoten
we had overshot
hadden overgeschoten
you all had overshot
hadden overgeschoten
they had overshot
Future perf.
zal overgeschoten hebben
I will have overshot
zal overgeschoten hebben
you will have overshot
zal overgeschoten hebben
he/she/it will have overshot
zullen overgeschoten hebben
we will have overshot
zullen overgeschoten hebben
you all will have overshot
zullen overgeschoten hebben
they will have overshot
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou overgeschoten hebben
I would have overshot
zou overgeschoten hebben
you would have overshot
zou overgeschoten hebben
he/she/it would have overshot
zouden overgeschoten hebben
we would have overshot
zouden overgeschoten hebben
you all would have overshot
zouden overgeschoten hebben
they would have overshot
Present bijzin tense
overschiet
I overshoot
overschiet
you overshoot
overschiet
he/she/it overshoots
overschieten
we overshoot
overschieten
you all overshoot
overschieten
they overshoot
Past bijzin tense
overschoot
I overshot
overschoot
you overshot
overschoot
he/she/it overshot
overschoten
we overshot
overschoten
you all overshot
overschoten
they overshot
Future bijzin tense
zal overschieten
I will overshoot
zult overschieten
you will overshoot
zal overschieten
he/she/it will overshoot
zullen overschieten
we will overshoot
zullen overschieten
you all will overshoot
zullen overschieten
they will overshoot
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou overschieten
I would overshoot
zou overschieten
you would overshoot
zou overschieten
he/she/it would overshoot
zouden overschieten
we would overshoot
zouden overschieten
you all would overshoot
zouden overschieten
they would overshoot
Subjunctive bijzin mood
overschiete
I overshoot
overschiete
you overshoot
overschiete
he/she/it overshoot
overschiete
we overshoot
overschiete
you all overshoot
overschiete
they overshoot
Du
Ihr
Imperative mood
schiet over
overshoot
schiet
overshoot

Examples of overschieten

Example in DutchTranslation in English
Je schiet door.- You'll overshoot.
Je schiet er voorbij voordat je stopt.You're gonna overshoot before you stop.
Straks schiet je over het veld heen.You'll overshoot the field!

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

neerschieten
shoot
overschatten
overrate

Similar but longer

omverschieten
shoot down

Random

overgaan
change
overkrijgen
do
overpeinzen
cogitate
overpraten
talk about
overschakelen
switch over
overscheppen
do
overschilderen
recoat
overspelen
replay
oververven
overdye
overvloeien
overflow

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'overshoot':

None found.