Opwandelen (to do) conjugation

Dutch
11 examples

Conjugation of opwandelen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
wandel op
I do
wandelt op
you do
wandelt op
he/she/it does
wandelen op
we do
wandelen op
you all do
wandelen op
they do
Present perfect tense
ben opgewandeld
I have done
bent opgewandeld
you have done
is opgewandeld
he/she/it has done
zijn opgewandeld
we have done
zijn opgewandeld
you all have done
zijn opgewandeld
they have done
Past tense
wandelde op
I did
wandelde op
you did
wandelde op
he/she/it did
wandelden op
we did
wandelden op
you all did
wandelden op
they did
Future tense
zal opwandelen
I will do
zult opwandelen
you will do
zal opwandelen
he/she/it will do
zullen opwandelen
we will do
zullen opwandelen
you all will do
zullen opwandelen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou opwandelen
I would do
zou opwandelen
you would do
zou opwandelen
he/she/it would do
zouden opwandelen
we would do
zouden opwandelen
you all would do
zouden opwandelen
they would do
Subjunctive mood
wandele op
I do
wandele op
you do
wandele op
he/she/it do
wandele op
we do
wandele op
you all do
wandele op
they do
Past perfect tense
was opgewandeld
I had done
was opgewandeld
you had done
was opgewandeld
he/she/it had done
waren opgewandeld
we had done
waren opgewandeld
you all had done
waren opgewandeld
they had done
Future perf.
zal opgewandeld zijn
I will have done
zal opgewandeld zijn
you will have done
zal opgewandeld zijn
he/she/it will have done
zullen opgewandeld zijn
we will have done
zullen opgewandeld zijn
you all will have done
zullen opgewandeld zijn
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgewandeld zijn
I would have done
zou opgewandeld zijn
you would have done
zou opgewandeld zijn
he/she/it would have done
zouden opgewandeld zijn
we would have done
zouden opgewandeld zijn
you all would have done
zouden opgewandeld zijn
they would have done
Present bijzin tense
opwandel
I do
opwandelt
you do
opwandelt
he/she/it does
opwandelen
we do
opwandelen
you all do
opwandelen
they do
Past bijzin tense
opwandelde
I did
opwandelde
you did
opwandelde
he/she/it did
opwandelden
we did
opwandelden
you all did
opwandelden
they did
Future bijzin tense
zal opwandelen
I will do
zult opwandelen
you will do
zal opwandelen
he/she/it will do
zullen opwandelen
we will do
zullen opwandelen
you all will do
zullen opwandelen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou opwandelen
I would do
zou opwandelen
you would do
zou opwandelen
he/she/it would do
zouden opwandelen
we would do
zouden opwandelen
you all would do
zouden opwandelen
they would do
Subjunctive bijzin mood
opwandele
I do
opwandele
you do
opwandele
he/she/it do
opwandele
we do
opwandele
you all do
opwandele
they do
Du
Ihr
Imperative mood
wandel op
do
wandelt op
do

Examples of opwandelen

Example in DutchTranslation in English
Ik wil dat veld van verdrukking opwandelen... en die bal van onverdraagzaamheid over het doel van arrogantie trappen.I want to march down that field of oppression and kick that ball of bigotry right over the goalpost of intolerance.
Zes maanden na de begrafenis van Jeannie, komt die Golden Retriever onze oprit opwandelen, loopt gewoon binnen en gaat zitten, en kijkt recht naar mijn moeder op de sofa.Anyway, about six months after Jeannie's funeral, this golden retriever comes padding up our driveway, walks right into our house, sits down on the floor, and looks right at my mother there on the couch.
Oke, Ik wandel op straat met wat geld in mijn zak.Okay, just walking down the street with some money in my pocket.
'Welzalig hij, die niet wandelt op het pad der zondaars...'"Blessed is the man... - who does not walk in the council of the wicked." - [Chattering, Shouting]
Je wandelt op een donker pad samen met die van de mensenrechten, vind je niet?You're walking a really gray area there - with the civil rights, don't you think?
Merlin, weet je hoe je wandelt op je knieƫn. Nee.Merlin, do you know how to walk on your knees?
'Je kunt een hond leren wandelen op zijn laatste benen, het blijft een hond."You could teach a dog to walk on its hind legs, it's still a dog."
Ik zag deze dame wandelen op Main Street en ze beweert getrouwd te zijn met je zoon.Oh, what can we do for you, Herman? Well, I found this lady wandering on Main Street, and she claims that she's married to your son.
Um, ik was aan 't wandelen op straat en boem, word ik plotseling door drie jongens 'n busje in gesleurd.Um, I was walking down the street and boom, I got dragged into a van by three guys.
We zouden kunnen gaan wandelen op het strand.We could take a walk down by the beach.
Weet je, wandelen op het strand, rond deze tijd van het jaar, herinnert me aan de weekends die ik er doorbracht, samen met mijn moeder.* I do like to beside the sea... * You know, strolling on a beach like this at this time of year reminds me of weekends we used to spend with Mother and some friends in Brighton.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afwandelen
walk down
bewandelen
walk
inwandelen
tour inside
omwandelen
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

opkwikken
do
opperen
propose
opspannen
clamp
optillen
lift
opverven
do
opwachten
waylay
opwarmen
reheat
opzijleggen
put aside
ordonneren
ordain
overblazen
blow over

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?