Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Opstutten (to do) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of opstutten

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
stut op
I do
stut op
you do
stut op
he/she/it does
stutten op
we do
stutten op
you all do
stutten op
they do
Present perfect tense
heb opgestut
I have done
hebt opgestut
you have done
heeft opgestut
he/she/it has done
hebben opgestut
we have done
hebben opgestut
you all have done
hebben opgestut
they have done
Past tense
stutte op
I did
stutte op
you did
stutte op
he/she/it did
stutten op
we did
stutten op
you all did
stutten op
they did
Future tense
zal opstutten
I will do
zult opstutten
you will do
zal opstutten
he/she/it will do
zullen opstutten
we will do
zullen opstutten
you all will do
zullen opstutten
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou opstutten
I would do
zou opstutten
you would do
zou opstutten
he/she/it would do
zouden opstutten
we would do
zouden opstutten
you all would do
zouden opstutten
they would do
Subjunctive mood
stutte op
I do
stutte op
you do
stutte op
he/she/it do
stutte op
we do
stutte op
you all do
stutte op
they do
Past perfect tense
had opgestut
I had done
had opgestut
you had done
had opgestut
he/she/it had done
hadden opgestut
we had done
hadden opgestut
you all had done
hadden opgestut
they had done
Future perf.
zal opgestut hebben
I will have done
zal opgestut hebben
you will have done
zal opgestut hebben
he/she/it will have done
zullen opgestut hebben
we will have done
zullen opgestut hebben
you all will have done
zullen opgestut hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgestut hebben
I would have done
zou opgestut hebben
you would have done
zou opgestut hebben
he/she/it would have done
zouden opgestut hebben
we would have done
zouden opgestut hebben
you all would have done
zouden opgestut hebben
they would have done
Present bijzin tense
opstut
I do
opstut
you do
opstut
he/she/it does
opstutten
we do
opstutten
you all do
opstutten
they do
Past bijzin tense
opstutte
I did
opstutte
you did
opstutte
he/she/it did
opstutten
we did
opstutten
you all did
opstutten
they did
Future bijzin tense
zal opstutten
I will do
zult opstutten
you will do
zal opstutten
he/she/it will do
zullen opstutten
we will do
zullen opstutten
you all will do
zullen opstutten
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou opstutten
I would do
zou opstutten
you would do
zou opstutten
he/she/it would do
zouden opstutten
we would do
zouden opstutten
you all would do
zouden opstutten
they would do
Subjunctive bijzin mood
opstutte
I do
opstutte
you do
opstutte
he/she/it do
opstutte
we do
opstutte
you all do
opstutte
they do
Du
Ihr
Imperative mood
stut op
do
stut op
do

Examples of opstutten

Example in DutchTranslation in English
Waarom ga je niet enkele boeken halen, kunnen we ze opstapelen en de kussens opstutten.Why don't you get some books, And we can pile 'em up and prop up the cushions?

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

opspatten
spurt
opstarten
do
opstuiven
flare up

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

opschrokken
guzzle
opschutten
do
opstellen
draft
opstoppen
choke
opstoven
do
opsturen
send
opstuwen
push up
optellen
add
optomen
cock
opwachten
waylay

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.