Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Opblinken (to shine up) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
blink op
blinkt op
blinkt op
blinken op
blinken op
blinken op
Present perfect tense
heb opgeblonken
hebt opgeblonken
heeft opgeblonken
hebben opgeblonken
hebben opgeblonken
hebben opgeblonken
Past tense
blonk op
blonk op
blonk op
blonken op
blonken op
blonken op
Future tense
zal opblinken
zult opblinken
zal opblinken
zullen opblinken
zullen opblinken
zullen opblinken
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou opblinken
zou opblinken
zou opblinken
zouden opblinken
zouden opblinken
zouden opblinken
Subjunctive mood
blinke op
blinke op
blinke op
blinke op
blinke op
blinke op
Past perfect tense
had opgeblonken
had opgeblonken
had opgeblonken
hadden opgeblonken
hadden opgeblonken
hadden opgeblonken
Future perf.
zal opgeblonken hebben
zal opgeblonken hebben
zal opgeblonken hebben
zullen opgeblonken hebben
zullen opgeblonken hebben
zullen opgeblonken hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgeblonken hebben
zou opgeblonken hebben
zou opgeblonken hebben
zouden opgeblonken hebben
zouden opgeblonken hebben
zouden opgeblonken hebben
Present bijzin tense
opblink
opblinkt
opblinkt
opblinken
opblinken
opblinken
Past bijzin tense
opblonk
opblonk
opblonk
opblonken
opblonken
opblonken
Future bijzin tense
zal opblinken
zult opblinken
zal opblinken
zullen opblinken
zullen opblinken
zullen opblinken
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou opblinken
zou opblinken
zou opblinken
zouden opblinken
zouden opblinken
zouden opblinken
Subjunctive bijzin mood
opblinke
opblinke
opblinke
opblinke
opblinke
opblinke
Du
Ihr
Imperative mood
blink op
blinkt op

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

omklinken
clinch
opblijven
stay up
opdrinken
drink
opklinken
resound

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

ontwaken
do
ontwinden
unwind
opbiechten
cheer
opbieden
make a higher bid
opblijven
stay up
opbloeien
flourish
opbrengen
yield
opdekken
upstand ranges
opdelven
quarry
opduvelen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'shine up':

None found.