Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Ontruimen (to ravish) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
ontruim
ontruimt
ontruimt
ontruimen
ontruimen
ontruimen
Present perfect tense
heb ontruimd
hebt ontruimd
heeft ontruimd
hebben ontruimd
hebben ontruimd
hebben ontruimd
Past tense
ontruimde
ontruimde
ontruimde
ontruimden
ontruimden
ontruimden
Future tense
zal ontruimen
zult ontruimen
zal ontruimen
zullen ontruimen
zullen ontruimen
zullen ontruimen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou ontruimen
zou ontruimen
zou ontruimen
zouden ontruimen
zouden ontruimen
zouden ontruimen
Subjunctive mood
ontruime
ontruime
ontruime
ontruime
ontruime
ontruime
Past perfect tense
had ontruimd
had ontruimd
had ontruimd
hadden ontruimd
hadden ontruimd
hadden ontruimd
Future perf.
zal ontruimd hebben
zal ontruimd hebben
zal ontruimd hebben
zullen ontruimd hebben
zullen ontruimd hebben
zullen ontruimd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou ontruimd hebben
zou ontruimd hebben
zou ontruimd hebben
zouden ontruimd hebben
zouden ontruimd hebben
zouden ontruimd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
ontruim
ontruimt

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

ontrukken
wrest from
ontrusten
do
uitruimen
unload

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'ravish':

None found.