Ontgraten (to disillusion) conjugation

Dutch

Conjugation of ontgraten

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
ontgraat
I disillusion
ontgraat
you disillusion
ontgraat
he/she/it disillusions
ontgraten
we disillusion
ontgraten
you all disillusion
ontgraten
they disillusion
Present perfect tense
heb ontgraat
I have disillusioned
hebt ontgraat
you have disillusioned
heeft ontgraat
he/she/it has disillusioned
hebben ontgraat
we have disillusioned
hebben ontgraat
you all have disillusioned
hebben ontgraat
they have disillusioned
Past tense
ontgraatte
I disillusioned
ontgraatte
you disillusioned
ontgraatte
he/she/it disillusioned
ontgraatten
we disillusioned
ontgraatten
you all disillusioned
ontgraatten
they disillusioned
Future tense
zal ontgraten
I will disillusion
zult ontgraten
you will disillusion
zal ontgraten
he/she/it will disillusion
zullen ontgraten
we will disillusion
zullen ontgraten
you all will disillusion
zullen ontgraten
they will disillusion
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou ontgraten
I would disillusion
zou ontgraten
you would disillusion
zou ontgraten
he/she/it would disillusion
zouden ontgraten
we would disillusion
zouden ontgraten
you all would disillusion
zouden ontgraten
they would disillusion
Subjunctive mood
ontgrate
I disillusion
ontgrate
you disillusion
ontgrate
he/she/it disillusion
ontgrate
we disillusion
ontgrate
you all disillusion
ontgrate
they disillusion
Past perfect tense
had ontgraat
I had disillusioned
had ontgraat
you had disillusioned
had ontgraat
he/she/it had disillusioned
hadden ontgraat
we had disillusioned
hadden ontgraat
you all had disillusioned
hadden ontgraat
they had disillusioned
Future perf.
zal ontgraat hebben
I will have disillusioned
zal ontgraat hebben
you will have disillusioned
zal ontgraat hebben
he/she/it will have disillusioned
zullen ontgraat hebben
we will have disillusioned
zullen ontgraat hebben
you all will have disillusioned
zullen ontgraat hebben
they will have disillusioned
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou ontgraat hebben
I would have disillusioned
zou ontgraat hebben
you would have disillusioned
zou ontgraat hebben
he/she/it would have disillusioned
zouden ontgraat hebben
we would have disillusioned
zouden ontgraat hebben
you all would have disillusioned
zouden ontgraat hebben
they would have disillusioned
Du
Ihr
Imperative mood
ontgraat
disillusion
ontgraat
disillusion

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

ontgiften
detoxify
ontgraven
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

ondergaan
undergo
ondermijnen
undermine
ontboezemen
unbosom
ontbreken
be missing
ontdarmen
disembowel
ontdoen
discard
ontduiken
deduplicate
ontgoochelen
disillusion
ontgraven
do
onthutsen
shake

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'disillusion':

None found.
Learning languages?