Ontgloeien (to do) conjugation

Dutch

Conjugation of ontgloeien

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
ontgloei
I do
ontgloeit
you do
ontgloeit
he/she/it does
ontgloeien
we do
ontgloeien
you all do
ontgloeien
they do
Present perfect tense
heb ontgloeid
I have done
hebt ontgloeid
you have done
heeft ontgloeid
he/she/it has done
hebben ontgloeid
we have done
hebben ontgloeid
you all have done
hebben ontgloeid
they have done
Past tense
ontgloeide
I did
ontgloeide
you did
ontgloeide
he/she/it did
ontgloeiden
we did
ontgloeiden
you all did
ontgloeiden
they did
Future tense
zal ontgloeien
I will do
zult ontgloeien
you will do
zal ontgloeien
he/she/it will do
zullen ontgloeien
we will do
zullen ontgloeien
you all will do
zullen ontgloeien
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou ontgloeien
I would do
zou ontgloeien
you would do
zou ontgloeien
he/she/it would do
zouden ontgloeien
we would do
zouden ontgloeien
you all would do
zouden ontgloeien
they would do
Subjunctive mood
ontgloeie
I do
ontgloeie
you do
ontgloeie
he/she/it do
ontgloeie
we do
ontgloeie
you all do
ontgloeie
they do
Past perfect tense
had ontgloeid
I had done
had ontgloeid
you had done
had ontgloeid
he/she/it had done
hadden ontgloeid
we had done
hadden ontgloeid
you all had done
hadden ontgloeid
they had done
Future perf.
zal ontgloeid hebben
I will have done
zal ontgloeid hebben
you will have done
zal ontgloeid hebben
he/she/it will have done
zullen ontgloeid hebben
we will have done
zullen ontgloeid hebben
you all will have done
zullen ontgloeid hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou ontgloeid hebben
I would have done
zou ontgloeid hebben
you would have done
zou ontgloeid hebben
he/she/it would have done
zouden ontgloeid hebben
we would have done
zouden ontgloeid hebben
you all would have done
zouden ontgloeid hebben
they would have done
Du
Ihr
Imperative mood
ontgloei
do
ontgloeit
do

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

ontgroeien
outgrow
ontvloeien
do
uitgloeien
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

onderploegen
plow
onderschatten
undervalue
onderwaarderen
undervalue
onteigenen
disappropriate
ontgelden
pay for
ontgeven
do
ontglijden
do
ontglippen
slip
ontgoochelen
disillusion
ontkoppelen
uncouple

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?