Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Omranken (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
omrank
omrankt
omrankt
omranken
omranken
omranken
Present perfect tense
heb omrankt
hebt omrankt
heeft omrankt
hebben omrankt
hebben omrankt
hebben omrankt
Past tense
omrankte
omrankte
omrankte
omrankten
omrankten
omrankten
Future tense
zal omranken
zult omranken
zal omranken
zullen omranken
zullen omranken
zullen omranken
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou omranken
zou omranken
zou omranken
zouden omranken
zouden omranken
zouden omranken
Subjunctive mood
omranke
omranke
omranke
omranke
omranke
omranke
Past perfect tense
had omrankt
had omrankt
had omrankt
hadden omrankt
hadden omrankt
hadden omrankt
Future perf.
zal omrankt hebben
zal omrankt hebben
zal omrankt hebben
zullen omrankt hebben
zullen omrankt hebben
zullen omrankt hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou omrankt hebben
zou omrankt hebben
zou omrankt hebben
zouden omrankt hebben
zouden omrankt hebben
zouden omrankt hebben
Du
Ihr
Imperative mood
omrank
omrankt

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

omranden
rim
omrukken
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.