Omkringen (to circle) conjugation

Dutch

Conjugation of omkringen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
omkring
I circle
omkringt
you circle
omkringt
he/she/it circles
omkringen
we circle
omkringen
you all circle
omkringen
they circle
Present perfect tense
heb omkringd
I have circled
hebt omkringd
you have circled
heeft omkringd
he/she/it has circled
hebben omkringd
we have circled
hebben omkringd
you all have circled
hebben omkringd
they have circled
Past tense
omkringde
I circled
omkringde
you circled
omkringde
he/she/it circled
omkringden
we circled
omkringden
you all circled
omkringden
they circled
Future tense
zal omkringen
I will circle
zult omkringen
you will circle
zal omkringen
he/she/it will circle
zullen omkringen
we will circle
zullen omkringen
you all will circle
zullen omkringen
they will circle
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou omkringen
I would circle
zou omkringen
you would circle
zou omkringen
he/she/it would circle
zouden omkringen
we would circle
zouden omkringen
you all would circle
zouden omkringen
they would circle
Subjunctive mood
omkringe
I circle
omkringe
you circle
omkringe
he/she/it circle
omkringe
we circle
omkringe
you all circle
omkringe
they circle
Past perfect tense
had omkringd
I had circled
had omkringd
you had circled
had omkringd
he/she/it had circled
hadden omkringd
we had circled
hadden omkringd
you all had circled
hadden omkringd
they had circled
Future perf.
zal omkringd hebben
I will have circled
zal omkringd hebben
you will have circled
zal omkringd hebben
he/she/it will have circled
zullen omkringd hebben
we will have circled
zullen omkringd hebben
you all will have circled
zullen omkringd hebben
they will have circled
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou omkringd hebben
I would have circled
zou omkringd hebben
you would have circled
zou omkringd hebben
he/she/it would have circled
zouden omkringd hebben
we would have circled
zouden omkringd hebben
you all would have circled
zouden omkringd hebben
they would have circled
Du
Ihr
Imperative mood
omkring
circle
omkringt
circle

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

omwringen
do
opdringen
drive up

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

omhoogwerken
up work
omkantelen
turn over
omkappen
cut down
omkegelen
do
omklinken
clinch
omkransen
wreathe
omkruipen
do
ompraten
talk round
omreizen
travel about
omscholen
retrain

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'circle':

None found.
Learning languages?