Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Nivelleren (to level) conjugation

Dutch
3 examples

Conjugation of nivelleren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
nivelleer
I level
nivelleert
you level
nivelleert
he/she/it levels
nivelleren
we level
nivelleren
you all level
nivelleren
they level
Present perfect tense
heb genivelleerd
I have leveled
hebt genivelleerd
you have leveled
heeft genivelleerd
he/she/it has leveled
hebben genivelleerd
we have leveled
hebben genivelleerd
you all have leveled
hebben genivelleerd
they have leveled
Past tense
nivelleerde
I leveled
nivelleerde
you leveled
nivelleerde
he/she/it leveled
nivelleerden
we leveled
nivelleerden
you all leveled
nivelleerden
they leveled
Future tense
zal nivelleren
I will level
zult nivelleren
you will level
zal nivelleren
he/she/it will level
zullen nivelleren
we will level
zullen nivelleren
you all will level
zullen nivelleren
they will level
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou nivelleren
I would level
zou nivelleren
you would level
zou nivelleren
he/she/it would level
zouden nivelleren
we would level
zouden nivelleren
you all would level
zouden nivelleren
they would level
Subjunctive mood
nivellere
I level
nivellere
you level
nivellere
he/she/it level
nivellere
we level
nivellere
you all level
nivellere
they level
Past perfect tense
had genivelleerd
I had leveled
had genivelleerd
you had leveled
had genivelleerd
he/she/it had leveled
hadden genivelleerd
we had leveled
hadden genivelleerd
you all had leveled
hadden genivelleerd
they had leveled
Future perf.
zal genivelleerd hebben
I will have leveled
zal genivelleerd hebben
you will have leveled
zal genivelleerd hebben
he/she/it will have leveled
zullen genivelleerd hebben
we will have leveled
zullen genivelleerd hebben
you all will have leveled
zullen genivelleerd hebben
they will have leveled
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou genivelleerd hebben
I would have leveled
zou genivelleerd hebben
you would have leveled
zou genivelleerd hebben
he/she/it would have leveled
zouden genivelleerd hebben
we would have leveled
zouden genivelleerd hebben
you all would have leveled
zouden genivelleerd hebben
they would have leveled
Du
Ihr
Imperative mood
nivelleer
level
nivelleert
level

Examples of nivelleren

Example in DutchTranslation in English
Merlyn plannen op nivelleren van de Glades met een apparaat dat triggers een door de mens veroorzaakte aardbeving.Merlyn plans on leveling the Glades with a device that triggers a manmade earthquake.
Moet ik nivelleren?Should I level out?
Om de kleine afwijkingen tussen Reich en ons te nivelleren.To level the small divergences between the Reich and us.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

denivelleren
denigrate

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'level':

None found.