Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Denivelleren (to denigrate) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
denivelleer
denivelleert
denivelleert
denivelleren
denivelleren
denivelleren
Present perfect tense
heb gedenivelleerd
hebt gedenivelleerd
heeft gedenivelleerd
hebben gedenivelleerd
hebben gedenivelleerd
hebben gedenivelleerd
Past tense
denivelleerde
denivelleerde
denivelleerde
denivelleerden
denivelleerden
denivelleerden
Future tense
zal denivelleren
zult denivelleren
zal denivelleren
zullen denivelleren
zullen denivelleren
zullen denivelleren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou denivelleren
zou denivelleren
zou denivelleren
zouden denivelleren
zouden denivelleren
zouden denivelleren
Subjunctive mood
denivellere
denivellere
denivellere
denivellere
denivellere
denivellere
Past perfect tense
had gedenivelleerd
had gedenivelleerd
had gedenivelleerd
hadden gedenivelleerd
hadden gedenivelleerd
hadden gedenivelleerd
Future perf.
zal gedenivelleerd hebben
zal gedenivelleerd hebben
zal gedenivelleerd hebben
zullen gedenivelleerd hebben
zullen gedenivelleerd hebben
zullen gedenivelleerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gedenivelleerd hebben
zou gedenivelleerd hebben
zou gedenivelleerd hebben
zouden gedenivelleerd hebben
zouden gedenivelleerd hebben
zouden gedenivelleerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
denivelleer
denivelleert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

debiteren
debit
deelnemen
participate
deformeren
deflect
delgen
amortize
demagnetiseren
demagnetize
demoniseren
demodulate
demotiveren
demonstrate
denigreren
denigrate
denken
think
desintegreren
disintegrate

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'denigrate':

None found.