Neerliggen (to lie down) conjugation

Dutch
6 examples

Conjugation of neerliggen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
lig neer
I lie down
ligt neer
you lie down
ligt neer
he/she/it lies down
liggen neer
we lie down
liggen neer
you all lie down
liggen neer
they lie down
Present perfect tense
heb neergelegen
I have lain down
hebt neergelegen
you have lain down
heeft neergelegen
he/she/it has lain down
hebben neergelegen
we have lain down
hebben neergelegen
you all have lain down
hebben neergelegen
they have lain down
Past tense
lag neer
I lay down
lag neer
you lay down
lag neer
he/she/it lay down
lagen neer
we lay down
lagen neer
you all lay down
lagen neer
they lay down
Future tense
zal neerliggen
I will lie down
zult neerliggen
you will lie down
zal neerliggen
he/she/it will lie down
zullen neerliggen
we will lie down
zullen neerliggen
you all will lie down
zullen neerliggen
they will lie down
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou neerliggen
I would lie down
zou neerliggen
you would lie down
zou neerliggen
he/she/it would lie down
zouden neerliggen
we would lie down
zouden neerliggen
you all would lie down
zouden neerliggen
they would lie down
Subjunctive mood
ligge neer
I lie down
ligge neer
you lie down
ligge neer
he/she/it lie down
ligge neer
we lie down
ligge neer
you all lie down
ligge neer
they lie down
Past perfect tense
had neergelegen
I had lain down
had neergelegen
you had lain down
had neergelegen
he/she/it had lain down
hadden neergelegen
we had lain down
hadden neergelegen
you all had lain down
hadden neergelegen
they had lain down
Future perf.
zal neergelegen hebben
I will have lain down
zal neergelegen hebben
you will have lain down
zal neergelegen hebben
he/she/it will have lain down
zullen neergelegen hebben
we will have lain down
zullen neergelegen hebben
you all will have lain down
zullen neergelegen hebben
they will have lain down
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou neergelegen hebben
I would have lain down
zou neergelegen hebben
you would have lain down
zou neergelegen hebben
he/she/it would have lain down
zouden neergelegen hebben
we would have lain down
zouden neergelegen hebben
you all would have lain down
zouden neergelegen hebben
they would have lain down
Present bijzin tense
neerlig
I lie down
neerligt
you lie down
neerligt
he/she/it lies down
neerliggen
we lie down
neerliggen
you all lie down
neerliggen
they lie down
Past bijzin tense
neerlag
I lay down
neerlag
you lay down
neerlag
he/she/it lay down
neerlagen
we lay down
neerlagen
you all lay down
neerlagen
they lay down
Future bijzin tense
zal neerliggen
I will lie down
zult neerliggen
you will lie down
zal neerliggen
he/she/it will lie down
zullen neerliggen
we will lie down
zullen neerliggen
you all will lie down
zullen neerliggen
they will lie down
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou neerliggen
I would lie down
zou neerliggen
you would lie down
zou neerliggen
he/she/it would lie down
zouden neerliggen
we would lie down
zouden neerliggen
you all would lie down
zouden neerliggen
they would lie down
Subjunctive bijzin mood
neerligge
I lie down
neerligge
you lie down
neerligge
he/she/it lie down
neerligge
we lie down
neerligge
you all lie down
neerligge
they lie down
Du
Ihr
Imperative mood
lig neer
lie down
ligt n
lie down

Examples of neerliggen

Example in DutchTranslation in English
'Hij laat me neerliggen in groene weiden."He maketh me to lie down in green pastures.
- ik wil niet neerliggen.- I don't wanna lie down.
Bij alles dat ik doe, is het belangrijk dat ik terwijl ik het doe kan neerliggen.Anything I do, it is important that I can lie down while doing it.
De wolf zal naast het lam neerliggen.For the wolf shall lie down with the lamb.
Ga je graag neerliggen?Don't you want to lie down?
We lagen neer en keken naar de hemel. En hij zei: "Sluit je ogen, May." En dat deed ik.And at the island, we found a perfect spot by an old tree and we lay down and looked up at the sky.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

neerleggen
lower
overliggen
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

nablaffen
bark after
naken
aspire
naslaan
consult
neerklappen
fold
neerkwakken
slam down
neerleggen
lower
neerlopen
walk down
neertellen
count down
netten
do
neuzelen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'lie down':

None found.
Learning languages?