Natregenen (to do) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of natregenen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
regen nat
I do
regent nat
you do
regent nat
he/she/it does
regenen nat
we do
regenen nat
you all do
regenen nat
they do
Present perfect tense
heb natgeregend
I have done
hebt natgeregend
you have done
heeft natgeregend
he/she/it has done
hebben natgeregend
we have done
hebben natgeregend
you all have done
hebben natgeregend
they have done
Past tense
regende nat
I did
regende nat
you did
regende nat
he/she/it did
regenden nat
we did
regenden nat
you all did
regenden nat
they did
Future tense
zal natregenen
I will do
zult natregenen
you will do
zal natregenen
he/she/it will do
zullen natregenen
we will do
zullen natregenen
you all will do
zullen natregenen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou natregenen
I would do
zou natregenen
you would do
zou natregenen
he/she/it would do
zouden natregenen
we would do
zouden natregenen
you all would do
zouden natregenen
they would do
Subjunctive mood
regene nat
I do
regene nat
you do
regene nat
he/she/it do
regene nat
we do
regene nat
you all do
regene nat
they do
Past perfect tense
had natgeregend
I had done
had natgeregend
you had done
had natgeregend
he/she/it had done
hadden natgeregend
we had done
hadden natgeregend
you all had done
hadden natgeregend
they had done
Future perf.
zal natgeregend hebben
I will have done
zal natgeregend hebben
you will have done
zal natgeregend hebben
he/she/it will have done
zullen natgeregend hebben
we will have done
zullen natgeregend hebben
you all will have done
zullen natgeregend hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou natgeregend hebben
I would have done
zou natgeregend hebben
you would have done
zou natgeregend hebben
he/she/it would have done
zouden natgeregend hebben
we would have done
zouden natgeregend hebben
you all would have done
zouden natgeregend hebben
they would have done
Present bijzin tense
natregen
I do
natregent
you do
natregent
he/she/it does
natregenen
we do
natregenen
you all do
natregenen
they do
Past bijzin tense
natregende
I did
natregende
you did
natregende
he/she/it did
natregenden
we did
natregenden
you all did
natregenden
they did
Future bijzin tense
zal natregenen
I will do
zult natregenen
you will do
zal natregenen
he/she/it will do
zullen natregenen
we will do
zullen natregenen
you all will do
zullen natregenen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou natregenen
I would do
zou natregenen
you would do
zou natregenen
he/she/it would do
zouden natregenen
we would do
zouden natregenen
you all would do
zouden natregenen
they would do
Subjunctive bijzin mood
natregene
I do
natregene
you do
natregene
he/she/it do
natregene
we do
natregene
you all do
natregene
they do
Du
Ihr
Imperative mood
regen nat
do
regent nat
do

Examples of natregenen

Example in DutchTranslation in English
Ik wil niet dat ze natregenen.We don't want it to rain on them.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

motregenen
drizzle
uitregenen
rain out

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

misslaan
miss
nabloeden
bleed some
nacijferen
go over
nadrukken
reprint
nagloeien
do
napeinzen
do
narekenen
calculate
natrappen
injury to insult
natrekken
check
navragen
investigate

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?