Etymology
Blog
Etymology Blog

Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Loskopen (to ransom) conjugation

Dutch
1 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
koop los
koopt los
koopt los
kopen los
kopen los
kopen los
Present perfect tense
heb losgekocht
hebt losgekocht
heeft losgekocht
hebben losgekocht
hebben losgekocht
hebben losgekocht
Past tense
kocht los
kocht los
kocht los
kochten los
kochten los
kochten los
Future tense
zal loskopen
zult loskopen
zal loskopen
zullen loskopen
zullen loskopen
zullen loskopen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou loskopen
zou loskopen
zou loskopen
zouden loskopen
zouden loskopen
zouden loskopen
Subjunctive mood
kope los
kope los
kope los
kope los
kope los
kope los
Past perfect tense
had losgekocht
had losgekocht
had losgekocht
hadden losgekocht
hadden losgekocht
hadden losgekocht
Future perf.
zal losgekocht hebben
zal losgekocht hebben
zal losgekocht hebben
zullen losgekocht hebben
zullen losgekocht hebben
zullen losgekocht hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou losgekocht hebben
zou losgekocht hebben
zou losgekocht hebben
zouden losgekocht hebben
zouden losgekocht hebben
zouden losgekocht hebben
Present bijzin tense
loskoop
loskoopt
loskoopt
loskopen
loskopen
loskopen
Past bijzin tense
loskocht
loskocht
loskocht
loskochten
loskochten
loskochten
Future bijzin tense
zal loskopen
zult loskopen
zal loskopen
zullen loskopen
zullen loskopen
zullen loskopen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou loskopen
zou loskopen
zou loskopen
zouden loskopen
zouden loskopen
zouden loskopen
Subjunctive bijzin mood
loskope
loskope
loskope
loskope
loskope
loskope
Du
Ihr
Imperative mood
koop los
koopt los

Examples of loskopen

Example in DutchTranslation in English
loskopen
Zij kan mijn neven uit de dood loskopen.		Let it serve to ransom my two nephews from their death!

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

loskomen
loosen
loslopen
loosen

Similar but longer

losknopen
untie

Random

kwadreren
do
laxeren
do
liefkozen
caress
liquideren
liquidate
lonken
ogle
losknippen
cut loose
loskomen
loosen
loskoppelen
detach
lubben
emasculate
luchten
air

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'ransom':

None found.