Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Lamineren (to do) conjugation

Dutch
2 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
lamineer
lamineert
lamineert
lamineren
lamineren
lamineren
Present perfect tense
heb gelamineerd
hebt gelamineerd
heeft gelamineerd
hebben gelamineerd
hebben gelamineerd
hebben gelamineerd
Past tense
lamineerde
lamineerde
lamineerde
lamineerden
lamineerden
lamineerden
Future tense
zal lamineren
zult lamineren
zal lamineren
zullen lamineren
zullen lamineren
zullen lamineren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou lamineren
zou lamineren
zou lamineren
zouden lamineren
zouden lamineren
zouden lamineren
Subjunctive mood
laminere
laminere
laminere
laminere
laminere
laminere
Past perfect tense
had gelamineerd
had gelamineerd
had gelamineerd
hadden gelamineerd
hadden gelamineerd
hadden gelamineerd
Future perf.
zal gelamineerd hebben
zal gelamineerd hebben
zal gelamineerd hebben
zullen gelamineerd hebben
zullen gelamineerd hebben
zullen gelamineerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gelamineerd hebben
zou gelamineerd hebben
zou gelamineerd hebben
zouden gelamineerd hebben
zouden gelamineerd hebben
zouden gelamineerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
lamineer
lamineert

Examples of lamineren

Example in DutchTranslation in English
Blijkbaar heb ik zelfs nog geen toestemming om badges te lamineren.Apparently, I don't even have clearance to laminate badges.
Wat moet ik dan? Het laten lamineren, zodat je 't... in je portemonnee kunt stoppen?What do you want me to do, have it laminated so you can carry it around in your wallet for the rest of your natural-born days?

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

domineren
dominate
nomineren
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

kruimen
crumb
kwelmen
do
kwijtraken
lose
kwispelstaarten
wag
kwiteren
acknowledge a
lameren
do
lamleggen
paralyse
lawaaien
become noisy
leeggieten
outpour
leeglopen
deflate

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.