Etymology
Blog
Etymology Blog

Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Keilderen (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
keilder
keildert
keildert
keilderen
keilderen
keilderen
Present perfect tense
heb gekeilderd
hebt gekeilderd
heeft gekeilderd
hebben gekeilderd
hebben gekeilderd
hebben gekeilderd
Past tense
keilderde
keilderde
keilderde
keilderden
keilderden
keilderden
Future tense
zal keilderen
zult keilderen
zal keilderen
zullen keilderen
zullen keilderen
zullen keilderen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou keilderen
zou keilderen
zou keilderen
zouden keilderen
zouden keilderen
zouden keilderen
Subjunctive mood
keildere
keildere
keildere
keildere
keildere
keildere
Past perfect tense
had gekeilderd
had gekeilderd
had gekeilderd
hadden gekeilderd
hadden gekeilderd
hadden gekeilderd
Future perf.
zal gekeilderd hebben
zal gekeilderd hebben
zal gekeilderd hebben
zullen gekeilderd hebben
zullen gekeilderd hebben
zullen gekeilderd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gekeilderd hebben
zou gekeilderd hebben
zou gekeilderd hebben
zouden gekeilderd hebben
zouden gekeilderd hebben
zouden gekeilderd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
keilder
keildert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

zeilderen
sail approach

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

inwikkelen
envelop
jouwen
hoot
kalfateren
caulk
karakteriseren
characterize
keesten
do
kegelen
bowl
keilen
throw
keuen
do
keuren
inspect
kienen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.