Investeren (to invert) conjugation

Dutch

Conjugation of investeren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
investeer
I invert
investeert
you invert
investeert
he/she/it inverts
investeren
we invert
investeren
you all invert
investeren
they invert
Present perfect tense
heb geïnvesteerd
I have inverted
hebt geïnvesteerd
you have inverted
heeft geïnvesteerd
he/she/it has inverted
hebben geïnvesteerd
we have inverted
hebben geïnvesteerd
you all have inverted
hebben geïnvesteerd
they have inverted
Past tense
investeerde
I inverted
investeerde
you inverted
investeerde
he/she/it inverted
investeerden
we inverted
investeerden
you all inverted
investeerden
they inverted
Future tense
zal investeren
I will invert
zult investeren
you will invert
zal investeren
he/she/it will invert
zullen investeren
we will invert
zullen investeren
you all will invert
zullen investeren
they will invert
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou investeren
I would invert
zou investeren
you would invert
zou investeren
he/she/it would invert
zouden investeren
we would invert
zouden investeren
you all would invert
zouden investeren
they would invert
Subjunctive mood
investere
I invert
investere
you invert
investere
he/she/it invert
investere
we invert
investere
you all invert
investere
they invert
Past perfect tense
had geïnvesteerd
I had inverted
had geïnvesteerd
you had inverted
had geïnvesteerd
he/she/it had inverted
hadden geïnvesteerd
we had inverted
hadden geïnvesteerd
you all had inverted
hadden geïnvesteerd
they had inverted
Future perf.
zal geïnvesteerd hebben
I will have inverted
zal geïnvesteerd hebben
you will have inverted
zal geïnvesteerd hebben
he/she/it will have inverted
zullen geïnvesteerd hebben
we will have inverted
zullen geïnvesteerd hebben
you all will have inverted
zullen geïnvesteerd hebben
they will have inverted
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geïnvesteerd hebben
I would have inverted
zou geïnvesteerd hebben
you would have inverted
zou geïnvesteerd hebben
he/she/it would have inverted
zouden geïnvesteerd hebben
we would have inverted
zouden geïnvesteerd hebben
you all would have inverted
zouden geïnvesteerd hebben
they would have inverted
Du
Ihr
Imperative mood
investeer
invert
investeert
invert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

insisteren
insist
inverteren
invert

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

imploderen
implode
inspecteren
inspect
insuffen
do
intuinen
do
inverteren
invert
invetten
grease
inwateren
water in
inwijken
do
inwonen
exchange
inzijpelen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'invert':

None found.
Learning languages?