Immobiliseren (to immobilize) conjugation

Dutch
11 examples

Conjugation of immobiliseren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
immobiliseer
I immobilize
immobiliseert
you immobilize
immobiliseert
he/she/it immobilizes
immobiliseren
we immobilize
immobiliseren
you all immobilize
immobiliseren
they immobilize
Present perfect tense
heb geïmmobiliseerd
I have immobilized
hebt geïmmobiliseerd
you have immobilized
heeft geïmmobiliseerd
he/she/it has immobilized
hebben geïmmobiliseerd
we have immobilized
hebben geïmmobiliseerd
you all have immobilized
hebben geïmmobiliseerd
they have immobilized
Past tense
immobiliseerde
I immobilized
immobiliseerde
you immobilized
immobiliseerde
he/she/it immobilized
immobiliseerden
we immobilized
immobiliseerden
you all immobilized
immobiliseerden
they immobilized
Future tense
zal immobiliseren
I will immobilize
zult immobiliseren
you will immobilize
zal immobiliseren
he/she/it will immobilize
zullen immobiliseren
we will immobilize
zullen immobiliseren
you all will immobilize
zullen immobiliseren
they will immobilize
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou immobiliseren
I would immobilize
zou immobiliseren
you would immobilize
zou immobiliseren
he/she/it would immobilize
zouden immobiliseren
we would immobilize
zouden immobiliseren
you all would immobilize
zouden immobiliseren
they would immobilize
Subjunctive mood
immobilisere
I immobilize
immobilisere
you immobilize
immobilisere
he/she/it immobilize
immobilisere
we immobilize
immobilisere
you all immobilize
immobilisere
they immobilize
Past perfect tense
had geïmmobiliseerd
I had immobilized
had geïmmobiliseerd
you had immobilized
had geïmmobiliseerd
he/she/it had immobilized
hadden geïmmobiliseerd
we had immobilized
hadden geïmmobiliseerd
you all had immobilized
hadden geïmmobiliseerd
they had immobilized
Future perf.
zal geïmmobiliseerd hebben
I will have immobilized
zal geïmmobiliseerd hebben
you will have immobilized
zal geïmmobiliseerd hebben
he/she/it will have immobilized
zullen geïmmobiliseerd hebben
we will have immobilized
zullen geïmmobiliseerd hebben
you all will have immobilized
zullen geïmmobiliseerd hebben
they will have immobilized
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geïmmobiliseerd hebben
I would have immobilized
zou geïmmobiliseerd hebben
you would have immobilized
zou geïmmobiliseerd hebben
he/she/it would have immobilized
zouden geïmmobiliseerd hebben
we would have immobilized
zouden geïmmobiliseerd hebben
you all would have immobilized
zouden geïmmobiliseerd hebben
they would have immobilized
Du
Ihr
Imperative mood
immobiliseer
immobilize
immobiliseert
immobilize

Examples of immobiliseren

Example in DutchTranslation in English
Daarmee kan ik zelfs jou immobiliseren.If I'm correct, that is sufficient to immobilize even you.
Gewone dokters proberen het getroffen ledemaat te immobiliseren om ervoor te zorgen dat het goed aan elkaar groeit.Civilian doctors try to immobilize injured limbs to make sure they knit properly.
Het kan magische wezens immobiliseren, tenminste voor een tijdje.It can immobilize the most magical of creatures. Even Pan.
Ik ga X immobiliseren en dan gaan we hem vermoorden.I'm gonna immobilize X and then we go in for the kill.
Ik heb een surfplank nodig om haar rug te immobiliseren.Jill, I need a board to immobilize her spine!
Je immobiliseert het aneurysma en plaatst de clip.You immobilize the aneurysm and place the clip.
- Ze was geïmmobiliseerd.Because she was immobilized.
1 is geïmmobiliseerd, 2 anderen manoeuvreren om ons te vernietigen.Over. One is immobilized, there are still two more trying to maneuver on us.
De arme man is geïmmobiliseerd.The poor man is completely immobilized.
Hij werd geïmmobiliseerd, met duct tape of kap,... en werd in een triplex kist gestopt 'voor zijn eigen veiligheid'... voor de transfer naar het vliegveld.Was immobilized, bound with a ribbon ... hooded and iban get a box ... plywood box for their own safety ... during their transfer to the airport.
Ik zeg het je, toen Resnick werd vermoord, lag deze man thuis, waarschijnlijk geïmmobiliseerd, in zijn bed.I'm telling you, when Resnick was murdered, this guy was probably at home immobilized in his bed.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

demobiliseren
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

herkrijgen
regain
heugen
do
hoereren
whore honor
hunkeren
yearn
huwen
marry
immigreren
immigrate
immuniseren
immunize
impliceren
imply
indagen
do
indammen
dam

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'immobilize':

None found.
Learning languages?