Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Grommelen (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
grommel
grommelt
grommelt
grommelen
grommelen
grommelen
Present perfect tense
heb gegrommeld
hebt gegrommeld
heeft gegrommeld
hebben gegrommeld
hebben gegrommeld
hebben gegrommeld
Past tense
grommelde
grommelde
grommelde
grommelden
grommelden
grommelden
Future tense
zal grommelen
zult grommelen
zal grommelen
zullen grommelen
zullen grommelen
zullen grommelen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou grommelen
zou grommelen
zou grommelen
zouden grommelen
zouden grommelen
zouden grommelen
Subjunctive mood
grommele
grommele
grommele
grommele
grommele
grommele
Past perfect tense
had gegrommeld
had gegrommeld
had gegrommeld
hadden gegrommeld
hadden gegrommeld
hadden gegrommeld
Future perf.
zal gegrommeld hebben
zal gegrommeld hebben
zal gegrommeld hebben
zullen gegrommeld hebben
zullen gegrommeld hebben
zullen gegrommeld hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gegrommeld hebben
zou gegrommeld hebben
zou gegrommeld hebben
zouden gegrommeld hebben
zouden gegrommeld hebben
zouden gegrommeld hebben
Du
Ihr
Imperative mood
grommel
grommelt

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

frommelen
crease
stommelen
blunder
trommelen
beat

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.