Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Googelen (to google) conjugation

Dutch
16 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
googel
googelt
googelt
googelen
googelen
googelen
Present perfect tense
heb gegoogeld
hebt gegoogeld
heeft gegoogeld
hebben gegoogeld
hebben gegoogeld
hebben gegoogeld
Past tense
googelde
googelde
googelde
googelden
googelden
googelden
Future tense
zal googelen
zult googelen
zal googelen
zullen googelen
zullen googelen
zullen googelen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou googelen
zou googelen
zou googelen
zouden googelen
zouden googelen
zouden googelen
Subjunctive mood
googele
googele
googele
googele
googele
googele
Past perfect tense
had gegoogeld
had gegoogeld
had gegoogeld
hadden gegoogeld
hadden gegoogeld
hadden gegoogeld
Future perf.
zal gegoogeld hebben
zal gegoogeld hebben
zal gegoogeld hebben
zullen gegoogeld hebben
zullen gegoogeld hebben
zullen gegoogeld hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gegoogeld hebben
zou gegoogeld hebben
zou gegoogeld hebben
zouden gegoogeld hebben
zouden gegoogeld hebben
zouden gegoogeld hebben
Du
Ihr
Imperative mood
googel
googelt

Examples of googelen

Example in DutchTranslation in English
- Emily, ik ga je googelen.Emily, I'm going to google you.
- Gewoon googelen.- Just google it.
- Je gaat mij beslist niet googelen.You are certainly not going to google me!
- Kom, we gaan even googelen.- Five bucks. - Let's google him right now.
- Misschien moeten agenten meer googelen.Well, maybe cops should google more.
Ik googel mezelf graag in m'n eigen huis.I like to google myself in the privacy of my own home.
- Ik heb je gegoogeld.- I Googled you.
Dat heb je gegoogeld.You Googled that.
Dat ik haar naam had gegoogeld.I said I Googled her name and it came up.
Dus ik heb haar gegoogeld en vond haar artikel.So I Googled her and I found the article.
Heb je jezelf nooit gegoogeld?Tell me you haven't Googled yourself.
Ik googelde een interview van vier jaar geleden dat in dat sushi-restaurant werd gehouden.I Googled an interview from four years ago which was conducted in his favorite sushi restaurant.
Ik googelde haar, toen ik deze baan kreeg.I Googled her when I got this job.
Ik googelde je.- Well, I, I Googled you.
Ik googelde jou.I Googled you.
Ik googelde priester Barlow toen hij aankwam.I Googled Pastor Barlow the day he got here.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

gaggelen
cackle
gordelen
do
gorgelen
gargle

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

glimmen
sparkle
gluipen
sneak
gnuiven
chuckle
goedachten
well consider
goedhouden
good love
goedspreken
speak well
goedvinden
approve
goochelen
juggle
gooien
throw
gratiëren
pardon

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'google':

None found.