Googelen (to google) conjugation

Dutch
16 examples

Conjugation of googelen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
googel
I google
googelt
you google
googelt
he/she/it Googles
googelen
we google
googelen
you all google
googelen
they google
Present perfect tense
heb gegoogeld
I have Googled
hebt gegoogeld
you have Googled
heeft gegoogeld
he/she/it has Googled
hebben gegoogeld
we have Googled
hebben gegoogeld
you all have Googled
hebben gegoogeld
they have Googled
Past tense
googelde
I Googled
googelde
you Googled
googelde
he/she/it Googled
googelden
we Googled
googelden
you all Googled
googelden
they Googled
Future tense
zal googelen
I will google
zult googelen
you will google
zal googelen
he/she/it will google
zullen googelen
we will google
zullen googelen
you all will google
zullen googelen
they will google
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou googelen
I would google
zou googelen
you would google
zou googelen
he/she/it would google
zouden googelen
we would google
zouden googelen
you all would google
zouden googelen
they would google
Subjunctive mood
googele
I google
googele
you google
googele
he/she/it google
googele
we google
googele
you all google
googele
they google
Past perfect tense
had gegoogeld
I had Googled
had gegoogeld
you had Googled
had gegoogeld
he/she/it had Googled
hadden gegoogeld
we had Googled
hadden gegoogeld
you all had Googled
hadden gegoogeld
they had Googled
Future perf.
zal gegoogeld hebben
I will have Googled
zal gegoogeld hebben
you will have Googled
zal gegoogeld hebben
he/she/it will have Googled
zullen gegoogeld hebben
we will have Googled
zullen gegoogeld hebben
you all will have Googled
zullen gegoogeld hebben
they will have Googled
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gegoogeld hebben
I would have Googled
zou gegoogeld hebben
you would have Googled
zou gegoogeld hebben
he/she/it would have Googled
zouden gegoogeld hebben
we would have Googled
zouden gegoogeld hebben
you all would have Googled
zouden gegoogeld hebben
they would have Googled
Du
Ihr
Imperative mood
googel
google
googelt
google

Examples of googelen

Example in DutchTranslation in English
- Emily, ik ga je googelen.Emily, I'm going to google you.
- Gewoon googelen.- Just google it.
- Je gaat mij beslist niet googelen.You are certainly not going to google me!
- Kom, we gaan even googelen.- Five bucks. - Let's google him right now.
- Misschien moeten agenten meer googelen.Well, maybe cops should google more.
Ik googel mezelf graag in m'n eigen huis.I like to google myself in the privacy of my own home.
- Ik heb je gegoogeld.- I Googled you.
Dat heb je gegoogeld.You Googled that.
Dat ik haar naam had gegoogeld.I said I Googled her name and it came up.
Dus ik heb haar gegoogeld en vond haar artikel.So I Googled her and I found the article.
Heb je jezelf nooit gegoogeld?Tell me you haven't Googled yourself.
Ik googelde een interview van vier jaar geleden dat in dat sushi-restaurant werd gehouden.I Googled an interview from four years ago which was conducted in his favorite sushi restaurant.
Ik googelde haar, toen ik deze baan kreeg.I Googled her when I got this job.
Ik googelde je.- Well, I, I Googled you.
Ik googelde jou.I Googled you.
Ik googelde priester Barlow toen hij aankwam.I Googled Pastor Barlow the day he got here.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

gaggelen
cackle
gordelen
do
gorgelen
gargle

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

glimmen
sparkle
gluipen
sneak
gnuiven
chuckle
goedachten
well consider
goedhouden
good love
goedspreken
speak well
goedvinden
approve
goochelen
juggle
gooien
throw
gratiëren
pardon

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'google':

None found.
Learning languages?